‘Nu denken mensen dat het een recht is’  

De ervaringen van collega DOUWE DE VRIES uit Amsterdam komen deels overeen met die van Van der Kraan. Maar in zijn praktijk lijkt de wet er niet voor gezorgd te hebben dat hij vaker euthanasie heeft verleend. ‘Het kwam wél veel vaker ter sprake. Eerlijk gezegd ook mede dankzij de wilsverklaring van de nvve. Soms kreeg ik patiënten op bezoek die die verklaring als een soort verzekeringspolis bij me inleverden, zonder het er verder over te willen hebben. Voor 2002 gaf een patiënt soms aan echt niet verder te willen en dan liet je als arts weten wel te willen helpen bij het sterven als je van mening was dat het echt niet langer ging. Nu denken mensen dat het een recht is.’

Geleidelijk proces > Ook voor De Vries veranderde de euthanasiewet in de praktijk niet bijzonder veel. Het was eigenlijk een geleidelijk proces. In het vak daarentegen is er wel veel veranderd sinds hij in 1979 begon. ‘Je moet je realiseren dat er in die tijd niet over de dood werd gepraat. We kregen van onze docenten het advies het woord kanker niet te gebruiken en een diagnose als MS niet aan de patiënt mee te delen. En voor 1984 hadden artsen eigenlijk geen idee hoe dat moest: iemands leven waardig beëindigen. Zelf heb ik ooit iemand een heel hoge dosis morfine gegeven in de verwachting dat mijn patiënt daardoor zou sterven,
Het delen van de kennis hierover nam een vlucht na de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak-Schoonheim, een zaak die ook De Vries zich goed weet te herinneren. ‘In die jaren tachtig zeiden met name oudere artsen dat je een euthanasie beter niet kon melden. Ze waren bang er gedonder mee te krijgen. Ik begreep die meldingsplicht wel, men wilde helder hebben hoe vaak het gebeurde en ook enige invloed hebben op de manier waarop.’
Er kwamen zorgvuldigheidseisen, die ook nu nog onderdeel zijn van de wet. ‘Dat is natuurlijk goed, al heb ik de formulering “uitzichtloos en ondraaglijk lijden” altijd ingewikkeld gevonden.’

Juridisch spel > ‘Ik heb een patiënt gehad die veel langer doorging met leven dan ik me kon voorstellen, hij stelde de afgesproken euthanasie weken uit. Maar ik heb ook ooit euthanasie verleend aan iemand bij wie ik de ondraaglijkheid nog niet écht kon doorvoelen. In mijn ogen is de teloorgang van de menselijke waardigheid een betere term. Die man wilde geen verder onderzoek en daar kon ik begrip voor hebben. Voor de wet er kwam, dachten we in termen van barmhartigheid en mededogen en dat ben ik blijven doen, maar dat betekent niet dat het per definitie over ondraaglijk lijden gaat.’
De Vries kreeg vragen van de toetsingscommissie over dit specifieke geval. Zenuwachtig was hij daar niet over, eerder geïrriteerd. ‘In het begin volstond een brief, de laatste jaren moest ik pagina’s voorgedrukte vragen beantwoorden. Dat is natuurlijk het gevolg van de bureaucratisering en mogelijk ook omdat juristen onderdeel van zo’n commissie zijn. Juridisch en medisch denken zijn echt iets anders en daar moet je dus bij het invullen van die formulieren rekening mee houden. We zijn als arts nu eigenlijk betrokken in een juridisch spel.’
En daar is De Vries niet onverdeeld enthousiast over. ‘Het voelt ook raar, omdat het om strafuitsluiting gaat. Je doet iets wat eigenlijk niet mag, maar wat toegestaan wordt onder strikte voorwaarden.’ Toch meent hij dat de wet zoals die nu is, goed functioneert. ‘Ik zou ook niet weten hoe het anders moet.’

Foto's: FRANK RUITER

Hoe groot was de impact van de invoering van de euthanasiewet op het handelen van huisartsen? Twee voormalige dokters vertellen. Zowel Willem van der Kraan (66) als Douwe de Vries (72) vindt het goed dat de wet er is gekomen, al veranderde de dagelijkse praktijk minder dan je misschien zou verwachten. • Martien Versteegh

Handelen huisarts veranderde weinig door wet

‘Het was eigenlijk aardig goed geregeld’  

WILLEM VAN DER KRAAN werkte van 1986 tot begin 2022 bij een huisartsenpraktijk in het centrum van Utrecht. Hij moet flink in zijn geheugen graven, maar herinnert zich nog de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak-Schoonheim (1984), tijdens zijn opleiding. ‘Daar werd druk over gediscussieerd, waarbij vooral de vraag speelde of je het nu wel of niet moest melden als je iemand euthanasie had verleend.’
In de praktijk van Van der Kraan werd besloten om altijd te melden. ‘Overigens kwam het in die tijd minder vaak voor. Ik heb voor 2002 misschien drie keer euthanasie verleend, de afgelopen jaren was het soms wel drie keer in een jaar. En dat gaat wegen. Ik kan me ze allemaal nog herinneren. De mensen bedoel ik dan, want terughalen hoe het praktisch ging, is lastiger.’ 

Maakbaarheid > Van der Kraan vindt het een groot goed dat euthanasie wettelijk mogelijk is, maar hij zet wel vraagtekens bij het idee van de maakbaarheid van leven en dood dat leeft in de maatschappij. ‘Ik heb daar geen oordeel over, maar ik geloof dat het leven minder maakbaar is dan we soms schijnen te denken. Euthanasie lijkt tegenwoordig bijna gewoon medisch handelen. Lijden wordt steeds minder geaccepteerd en we willen onzekerheden vermijden. En ik weet niet of dát positief is. Ik sta achter iedere beslissing die ik op dit vlak heb genomen, maar euthanasie blijft uitzonderlijk medisch handelen.’
Hoewel hij ingewikkelde gevallen nooit heeft geschuwd, benadrukt Van der Kraan hoe emotioneel belastend het is om iemands leven actief te beëindigen. ‘Je kent de mensen om wie het gaat vaak al lang, hebt er een band mee.’ Hij schiet vol en is even stil. ‘Het verbaast me eigenlijk dat je daar als mens toe in staat bent, iemand doodmaken.’
Die emoties hebben hem er nooit van weerhouden te doen wat in zijn ogen goed was. ‘Het hoort bij je werk als huisarts. Ik vind het dan ook een zorgelijke ontwikkeling dat steeds meer huisartsen het zo belastend vinden dat zij hun patiënten doorverwijzen naar het Expertisecentrum Euthanasie.’  

Meer openheid > ‘Als dokter, maar ook als burger, vind ik het goed dat de euthanasiewet er is gekomen, dat de situatie is geformaliseerd. Er waren al zorgvuldigheidseisen en wij schakelden ook altijd een tweede arts in, maar voor 2002 vroeg je iemand die je kende. Nu is dat een SCEN-arts. Ik sta achter die professionalisering. In mijn geval heeft dat één keer geleid tot verzoek om extra informatie van de Regionale Toetsingscommissie. De SCEN-arts was geïrriteerd, hij voelde zich niet serieus genomen. Maar in mijn ogen is het goed dat je je moet verantwoorden over dit soort ernstige zaken, het is een soort bewijs dat het systeem functioneert.’
Bovendien gelooft Van der Kraan dat de wet voor meer openheid heeft gezorgd. ‘Wij meldden het voor die tijd wel, maar ik vermoed dat er ook artsen waren die dat niet deden, omdat ze bang waren voor consequenties. Er gingen verhalen rond over politie die bij de overledene op de stoep stond. Toch was ik daar niet bezorgd over, er kwam namelijk steeds meer jurisprudentie en het was eigenlijk aardig goed geregeld. Maar je hing het ook niet aan de grote klok. De assistenten wisten er vaak niet van. En als je naar de apotheek moest om de middelen te halen, ging dat minder openlijk dan tegenwoordig: in een kamertje achteraf stond een zakje voor je klaar.’

Foto's: FRANK RUITER


‘Nu denken mensen dat het een recht is’  

De ervaringen van collega DOUWE DE VRIES uit Amsterdam komen deels overeen met die van Van der Kraan. Maar in zijn praktijk lijkt de wet er niet voor gezorgd te hebben dat hij vaker euthanasie heeft verleend. ‘Het kwam wél veel vaker ter sprake. Eerlijk gezegd ook mede dankzij de wilsverklaring van de nvve. Soms kreeg ik patiënten op bezoek die die verklaring als een soort verzekeringspolis bij me inleverden, zonder het er verder over te willen hebben. Voor 2002 gaf een patiënt soms aan echt niet verder te willen en dan liet je als arts weten wel te willen helpen bij het sterven als je van mening was dat het echt niet langer ging. Nu denken mensen dat het een recht is.’

Geleidelijk proces > Ook voor De Vries veranderde de euthanasiewet in de praktijk niet bijzonder veel. Het was eigenlijk een geleidelijk proces. In het vak daarentegen is er wel veel veranderd sinds hij in 1979 begon. ‘Je moet je realiseren dat er in die tijd niet over de dood werd gepraat. We kregen van onze docenten het advies het woord kanker niet te gebruiken en een diagnose als MS niet aan de patiënt mee te delen. En voor 1984 hadden artsen eigenlijk geen idee hoe dat moest: iemands leven waardig beëindigen. Zelf heb ik ooit iemand een heel hoge dosis morfine gegeven in de verwachting dat mijn patiënt daardoor zou sterven,
Het delen van de kennis hierover nam een vlucht na de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak-Schoonheim, een zaak die ook De Vries zich goed weet te herinneren. ‘In die jaren tachtig zeiden met name oudere artsen dat je een euthanasie beter niet kon melden. Ze waren bang er gedonder mee te krijgen. Ik begreep die meldingsplicht wel, men wilde helder hebben hoe vaak het gebeurde en ook enige invloed hebben op de manier waarop.’
Er kwamen zorgvuldigheidseisen, die ook nu nog onderdeel zijn van de wet. ‘Dat is natuurlijk goed, al heb ik de formulering “uitzichtloos en ondraaglijk lijden” altijd ingewikkeld gevonden.’

Juridisch spel > ‘Ik heb een patiënt gehad die veel langer doorging met leven dan ik me kon voorstellen, hij stelde de afgesproken euthanasie weken uit. Maar ik heb ook ooit euthanasie verleend aan iemand bij wie ik de ondraaglijkheid nog niet écht kon doorvoelen. In mijn ogen is de teloorgang van de menselijke waardigheid een betere term. Die man wilde geen verder onderzoek en daar kon ik begrip voor hebben. Voor de wet er kwam, dachten we in termen van barmhartigheid en mededogen en dat ben ik blijven doen, maar dat betekent niet dat het per definitie over ondraaglijk lijden gaat.’
De Vries kreeg vragen van de toetsingscommissie over dit specifieke geval. Zenuwachtig was hij daar niet over, eerder geïrriteerd. ‘In het begin volstond een brief, de laatste jaren moest ik pagina’s voorgedrukte vragen beantwoorden. Dat is natuurlijk het gevolg van de bureaucratisering en mogelijk ook omdat juristen onderdeel van zo’n commissie zijn. Juridisch en medisch denken zijn echt iets anders en daar moet je dus bij het invullen van die formulieren rekening mee houden. We zijn als arts nu eigenlijk betrokken in een juridisch spel.’
En daar is De Vries niet onverdeeld enthousiast over. ‘Het voelt ook raar, omdat het om strafuitsluiting gaat. Je doet iets wat eigenlijk niet mag, maar wat toegestaan wordt onder strikte voorwaarden.’ Toch meent hij dat de wet zoals die nu is, goed functioneert. ‘Ik zou ook niet weten hoe het anders moet.’

‘Het was eigenlijk aardig goed geregeld’  

Hoe groot was de impact van de invoering van de euthanasiewet op het handelen van huisartsen? Twee voormalige dokters vertellen. Zowel Willem van der Kraan (66) als Douwe de Vries (72) vindt het goed dat de wet er is gekomen, al veranderde de dagelijkse praktijk minder dan je misschien zou verwachten. • Martien Versteegh

Handelen huisarts veranderde weinig door wet

WILLEM VAN DER KRAAN werkte van 1986 tot begin 2022 bij een huisartsenpraktijk in het centrum van Utrecht. Hij moet flink in zijn geheugen graven, maar herinnert zich nog de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak-Schoonheim (1984), tijdens zijn opleiding. ‘Daar werd druk over gediscussieerd, waarbij vooral de vraag speelde of je het nu wel of niet moest melden als je iemand euthanasie had verleend.’
In de praktijk van Van der Kraan werd besloten om altijd te melden. ‘Overigens kwam het in die tijd minder vaak voor. Ik heb voor 2002 misschien drie keer euthanasie verleend, de afgelopen jaren was het soms wel drie keer in een jaar. En dat gaat wegen. Ik kan me ze allemaal nog herinneren. De mensen bedoel ik dan, want terughalen hoe het praktisch ging, is lastiger.’ 

Maakbaarheid > Van der Kraan vindt het een groot goed dat euthanasie wettelijk mogelijk is, maar hij zet wel vraagtekens bij het idee van de maakbaarheid van leven en dood dat leeft in de maatschappij. ‘Ik heb daar geen oordeel over, maar ik geloof dat het leven minder maakbaar is dan we soms schijnen te denken. Euthanasie lijkt tegenwoordig bijna gewoon medisch handelen. Lijden wordt steeds minder geaccepteerd en we willen onzekerheden vermijden. En ik weet niet of dát positief is. Ik sta achter iedere beslissing die ik op dit vlak heb genomen, maar euthanasie blijft uitzonderlijk medisch handelen.’
Hoewel hij ingewikkelde gevallen nooit heeft geschuwd, benadrukt Van der Kraan hoe emotioneel belastend het is om iemands leven actief te beëindigen. ‘Je kent de mensen om wie het gaat vaak al lang, hebt er een band mee.’ Hij schiet vol en is even stil. ‘Het verbaast me eigenlijk dat je daar als mens toe in staat bent, iemand doodmaken.’
Die emoties hebben hem er nooit van weerhouden te doen wat in zijn ogen goed was. ‘Het hoort bij je werk als huisarts. Ik vind het dan ook een zorgelijke ontwikkeling dat steeds meer huisartsen het zo belastend vinden dat zij hun patiënten doorverwijzen naar het Expertisecentrum Euthanasie.’  

Meer openheid > ‘Als dokter, maar ook als burger, vind ik het goed dat de euthanasiewet er is gekomen, dat de situatie is geformaliseerd. Er waren al zorgvuldigheidseisen en wij schakelden ook altijd een tweede arts in, maar voor 2002 vroeg je iemand die je kende. Nu is dat een SCEN-arts. Ik sta achter die professionalisering. In mijn geval heeft dat één keer geleid tot verzoek om extra informatie van de Regionale Toetsingscommissie. De SCEN-arts was geïrriteerd, hij voelde zich niet serieus genomen. Maar in mijn ogen is het goed dat je je moet verantwoorden over dit soort ernstige zaken, het is een soort bewijs dat het systeem functioneert.’
Bovendien gelooft Van der Kraan dat de wet voor meer openheid heeft gezorgd. ‘Wij meldden het voor die tijd wel, maar ik vermoed dat er ook artsen waren die dat niet deden, omdat ze bang waren voor consequenties. Er gingen verhalen rond over politie die bij de overledene op de stoep stond. Toch was ik daar niet bezorgd over, er kwam namelijk steeds meer jurisprudentie en het was eigenlijk aardig goed geregeld. Maar je hing het ook niet aan de grote klok. De assistenten wisten er vaak niet van. En als je naar de apotheek moest om de middelen te halen, ging dat minder openlijk dan tegenwoordig: in een kamertje achteraf stond een zakje voor je klaar.’