Jaap van Riemsdijk

Bloemen

Bij de NVVE werken zo’n 140 vrijwilligers. Ze doen presentaties, helpen bij bijeenkomsten, leggen huisbezoeken af en ondersteunen leden bij al hun vragen rond het levenseinde. Hans van Amstel-Jonker en Jaap van Riemsdijk zijn twee ervaren vrijwilligers. Om beurten beschrijven zij een ervaring uit de praktijk.
Deze keer: Jaap van Riemsdijk

Plotseling wordt er op de deur geklopt. De rechercheurs kijken verstoord op. Een verpleegkundige tilt een enorme mand met bloemen naar binnen. ‘Voor dokter Dorrestein’, zegt ze zachtjes. ‘Van de dankbare familie.’
In de jaren tachtig is euthanasie juridisch nog weinig ontgonnen en daardoor risicovol terrein. Toch zorgen dokters in schrijnende situaties voor levensbeëindiging en vermijden problemen met justitie door op de overlijdensverklaring een natuurlijke doodsoorzaak in te vullen. Geleidelijk wordt de roep om euthanasie te regelen, luider.
In 1985 ontwikkelt officier van justitie Adelbert Josephus Jitta (van 1994-2002 bestuurslid van de NVVE, in 2010 overleden) voor Noord-Holland een meldingsprocedure met zorgvuldigheidsnormen gebaseerd op recente rechterlijke uitspraken. Hij maakt met artsen de afspraak dat strafrechtelijke vervolging achterwege kan blijven als deze normen worden nageleefd en de euthanasie als niet-natuurlijke dood wordt gemeld. Gevolg: artsen worden opener en hoeven de doodsoorzaak niet te verdoezelen.
In Utrecht gaat officier van justitie Ton Herstel in overleg met artsen en ziekenhuizen. Ik ben in die tijd directiesecretaris van het Ziekenhuis Oudenrijn. Daar wordt dit overleg positief, maar ook met terughoudendheid ontvangen. Het pleit over euthanasie is immers nog niet beslecht. De directie van het ziekenhuis vraagt mij de door justitie aangereikte meldingsprocedure in overleg met de medische staf uit te werken in interne richtlijnen. Daarin wordt als primaire eis vastgelegd: consensus van een overlegteam, bestaande uit zorgverleners die bij de behandeling van de patiënt betrokken zijn en een geestelijk verzorger. Instemming is noodzakelijk van de directie, verantwoordelijk voor de gang van zaken in het ziekenhuis.
De richtlijnen waarborgen dat medewerkers met gewetensbezwaren uitgeroosterd worden. In overleg met de ziekenhuisapotheker wordt een zorgvuldige regeling voor de verstrekking van de benodigde middelen opgenomen. Ook nazorg krijgt veel aandacht, zowel voor de naasten als de betrokken medewerkers. Het melden van de euthanasie als overlijden met een niet-natuurlijke doodsoorzaak vormt het sluitstuk van de procedure.
Internist Bert Dorrestein is de eerste die zijn nek uitsteekt. Het zit hem al langer dwars dat hij stiekem moet handelen bij patiënten voor wie hij euthanasie de enige uitweg acht. Bert behandelt een patiënt met uitgezaaide alvleesklierkanker, die ondraaglijk lijdt en hevig verlangt naar de dood. Door uitvoerig overleg met de familie weet hij dat die er volledig achter staat. Ook de andere zorgverleners en de geestelijk verzorger zijn het ermee eens. Bert ligt enkele nachten wakker, hakt de knoop door en verleent euthanasie. Daarna meldt hij een overlijden met een niet-natuurlijke doodsoorzaak, zoals voorgeschreven, aan de gemeentelijk lijkschouwer. Het is diens taak de officier van justitie te informeren. Wat zal er gebeuren?
De officier houdt zich aan de afspraak om de zaak discreet te onderzoeken. De volgende dag wordt Bert verhoord door twee mannen van de recherche, in burger. Aan mij de taak hem bij te staan. We zijn allebei nerveus over wat ons te wachten staat. De beide rechercheurs lijken eveneens gespannen. Niet verwonderlijk, want ook voor hen is dit nieuw. Aan het begin van het verhoor zijn zij gereserveerd en behoedzaam. Als Bert uitleg begint te geven, tonen ze al snel begrip voor een arts die uit menslievendheid het dringende verzoek honoreert van een patiënt die in een erbarmelijke en ongeneeslijke situatie verkeert. Het moment waarop de verpleegkundige de bloemen van de familie binnen brengt, beroert ons allen. De ene rechercheur verzucht tegen de andere: ‘Waar zijn we eigenlijk mee bezig…’
Drie maanden later ontvangt Bert het bericht van de officier van justitie dat hij niet zal worden vervolgd.

Plotseling wordt er op de deur geklopt. De rechercheurs kijken verstoord op. Een verpleegkundige tilt een enorme mand met bloemen naar binnen. ‘Voor dokter Dorrestein’, zegt ze zachtjes. ‘Van de dankbare familie.’
In de jaren tachtig is euthanasie juridisch nog weinig ontgonnen en daardoor risicovol terrein. Toch zorgen dokters in schrijnende situaties voor levensbeëindiging en vermijden problemen met justitie door op de overlijdensverklaring een natuurlijke doodsoorzaak in te vullen. Geleidelijk wordt de roep om euthanasie te regelen, luider.
In 1985 ontwikkelt officier van justitie Adelbert Josephus Jitta (van 1994-2002 bestuurslid van de NVVE, in 2010 overleden) voor Noord-Holland een meldingsprocedure met zorgvuldigheidsnormen gebaseerd op recente rechterlijke uitspraken. Hij maakt met artsen de afspraak dat strafrechtelijke vervolging achterwege kan blijven als deze normen worden nageleefd en de euthanasie als niet-natuurlijke dood wordt gemeld. Gevolg: artsen worden opener en hoeven de doodsoorzaak niet te verdoezelen.
In Utrecht gaat officier van justitie Ton Herstel in overleg met artsen en ziekenhuizen. Ik ben in die tijd directiesecretaris van het Ziekenhuis Oudenrijn. Daar wordt dit overleg positief, maar ook met terughoudendheid ontvangen. Het pleit over euthanasie is immers nog niet beslecht. De directie van het ziekenhuis vraagt mij de door justitie aangereikte meldingsprocedure in overleg met de medische staf uit te werken in interne richtlijnen. Daarin wordt als primaire eis vastgelegd: consensus van een overlegteam, bestaande uit zorgverleners die bij de behandeling van de patiënt betrokken zijn en een geestelijk verzorger. Instemming is noodzakelijk van de directie, verantwoordelijk voor de gang van zaken in het ziekenhuis.
De richtlijnen waarborgen dat medewerkers met gewetensbezwaren uitgeroosterd worden. In overleg met de ziekenhuisapotheker wordt een zorgvuldige regeling voor de verstrekking van de benodigde middelen opgenomen. Ook nazorg krijgt veel aandacht, zowel voor de naasten als de betrokken medewerkers. Het melden van de euthanasie als overlijden met een niet-natuurlijke doodsoorzaak vormt het sluitstuk van de procedure.
Internist Bert Dorrestein is de eerste die zijn nek uitsteekt. Het zit hem al langer dwars dat hij stiekem moet handelen bij patiënten voor wie hij euthanasie de enige uitweg acht. Bert behandelt een patiënt met uitgezaaide alvleesklierkanker, die ondraaglijk lijdt en hevig verlangt naar de dood. Door uitvoerig overleg met de familie weet hij dat die er volledig achter staat. Ook de andere zorgverleners en de geestelijk verzorger zijn het ermee eens. Bert ligt enkele nachten wakker, hakt de knoop door en verleent euthanasie. Daarna meldt hij een overlijden met een niet-natuurlijke doodsoorzaak, zoals voorgeschreven, aan de gemeentelijk lijkschouwer. Het is diens taak de officier van justitie te informeren. Wat zal er gebeuren?
De officier houdt zich aan de afspraak om de zaak discreet te onderzoeken. De volgende dag wordt Bert verhoord door twee mannen van de recherche, in burger. Aan mij de taak hem bij te staan. We zijn allebei nerveus over wat ons te wachten staat. De beide rechercheurs lijken eveneens gespannen. Niet verwonderlijk, want ook voor hen is dit nieuw. Aan het begin van het verhoor zijn zij gereserveerd en behoedzaam. Als Bert uitleg begint te geven, tonen ze al snel begrip voor een arts die uit menslievendheid het dringende verzoek honoreert van een patiënt die in een erbarmelijke en ongeneeslijke situatie verkeert. Het moment waarop de verpleegkundige de bloemen van de familie binnen brengt, beroert ons allen. De ene rechercheur verzucht tegen de andere: ‘Waar zijn we eigenlijk mee bezig…’
Drie maanden later ontvangt Bert het bericht van de officier van justitie dat hij niet zal worden vervolgd.

Jaap van Riemsdijk

Bloemen

Bij de NVVE werken zo’n 140 vrijwilligers. Ze doen presentaties, helpen bij bijeenkomsten, leggen huisbezoeken af en ondersteunen leden bij al hun vragen rond het levenseinde. Hans van Amstel-Jonker en Jaap van Riemsdijk zijn twee ervaren vrijwilligers. Om beurten beschrijven zij een ervaring uit de praktijk.
Deze keer: Jaap van Riemsdijk