Marcella en Wietse.

Annelies en Stefan, dochter en zoon van Marcella.

foto's: Frank

OMSLAG

Voor Wietse als begeleider was het moeilijk de omslag te maken: in plaats van sturen op herstel, moest hij op enig moment berusten in het feit dat Marcella niet meer wilde leven. Wietse: ‘Ik probeerde lang steeds vooruit te kijken, vroeg mij af waar nog wél het herstel kon zitten.’ Op enig moment viel Marcella van de trap, met als gevolg twee gebroken armen en een gehavend gezicht. ‘De mensen om haar heen wilden, net als ik, dat zij hiervan zou herstellen en moedigden haar aan. Maar zij gaf duidelijk aan dat niet meer te willen; er was geen rek meer. Ze wilde niet de bladzijde omslaan, het boek moest juist dícht. Ik vond dat heel moeilijk, zocht naar mijn rol. Waar is de hóóp?, vroeg ik mij steeds af. Het is immers mijn beroep mensen mentaal te ondersteunen, niet in het begeleiden naar de dood. Marcella was heel bang dat ik niet achter haar beslissing zou staan en mijn dienstverlening aan haar zou staken. Dat overwoog ik geen moment, maar had wel twijfels over mijn rol.’ 

Wietse zag dat het Marcella opluchtte dat haar euthanasiewens serieus werd genomen. In de eerste plaats door haar psychiater, die Marcella al vijftien jaar onder behandeling had, later ook door Wietse, haar kinderen en andere mensen om haar heen. Dit gold niet voor iedereen; er waren er ook die op het moment dat de beslissing was genomen afscheid namen – zij konden het niet aan dit pad met Marcella op te gaan. 

Wietse: ‘In een gesprek met haar psychiater, waar haar zoon Stefan bij was, viel voor het eerst het woord euthanasie. Toen dat bespreekbaar bleek, voelde Marcella een enorme opluchting. Marcella besefte voor het eerst dat zij op een nette manier afscheid kon nemen van het leven en haar naasten. Die opluchting hielp mij ook. Ik leerde langzaam maar zeker te berusten in haar wens, omdat ik zag dat het menens was. De euthanasie proberen tegen te houden, zou alleen maar voor afstand tussen ons zorgen. Ik wilde er voor haar zijn als begeleider, ook al betekende dit dat ik haar zou gaan verliezen.’ 

In juli 2023 overleed Marcella op 62-jarige leeftijd na euthanasie. Wietse Boersma, pgb-begeleider en basispsycholoog, had haar drie jaar eerder leren kennen via een site die zorgaanbieders koppelt aan zorgvragers. Wietse maakte het niet eerder mee: een cliënt ondersteunen bij een doodswens. Hij vertelt zijn verhaal als eerbetoon aan Marcella, die NVVE-lid was en trouw lezer van Relevant. • Rob Edens

Van helpen bij leven naar ondersteunen bij doodswens

BEWONDERING

Wietse spreekt zijn bewondering uit voor Marcella’s psychiater; hij weet dat maar weinig psychiaters in Nederland bereid zijn euthanasie te verlenen, met wachtlijsten bij Expertisecentrum Euthanasie tot gevolg. ‘Ik ben blij dat Marcella dit bespaard is gebleven.’ 

Toen Wietse eenmaal de bocht had genomen van helpen bij leven naar ondersteunen bij haar doodswens, begeleidde hij Marcella in het euthanasie­traject. Waar zij het allemaal maar lang vond duren, stond haar psychiater
vanzelfsprekend op uiterste zorgvuldigheid. Na nog een oordeel van een andere arts van het UCP moest er ook nog een second opinion komen van een onafhankelijke psychiater. Daarna wachtte nog het bezoek van een SCEN-arts. Marcella zei tegen Wietse dat zij het allemaal wel begreep, maar het ook heel vervelend vond. Wietse: ‘Voor Marcella voelde het als eeuwenlang, voor mij als heel netjes en zorgvuldig.’

Marcella en Wietse gingen samen nog een keer naar Egmond aan Zee – Marcella’s droomplek op aarde. Ze zaten samen in een strandkorf, praatten, blikten vooruit op wat komen ging en luisterden naar de muziek die op de uitvaart gedraaid moest worden. Marcella vertelde Wietse over de plek waar zij dacht naartoe te gaan en wie ze daar zou zien: onder anderen haar overleden vader, op wie ze gek was geweest, en haar overleden kinderen. Wietse: ‘Het klonk als een mooie plek. Ik hoop voor Marcella dat het werkelijkheid is geworden.’ •

Na hun kennismaking kwam Marcella’s doodswens al snel ter sprake. ‘Ik vind het leven moeilijk om te doen’, zei Marcella dan bijvoorbeeld tegen Wietse. Ze deed eerder in haar leven een suïcidepoging. Er waren, vertelt Wietse, in Marcella’s leven meerdere gebeurtenissen die haar beschadigden. Daarnaast was er ook een genetische aanleg tot somberheid. Zo vertelde Marcella aan Wietse dat zij op vierjarige leeftijd aan haar moeder vroeg: ‘Hoe lang moet ik nog, mama?’ 

Écht doorslaggevend in de psychische malheur van Marcella waren twee overleden kinderen: een kwam dood ter wereld, het tweede leefde slechts een paar dagen. Na die tweede keer knapte er iets in haar hoofd, vertelde zij aan Wietse. En dat kwam nooit meer echt goed. Zij bracht nóg twee kinderen ter wereld, zoon Stefan en dochter Annelies, inmiddels dertigers. Met hen had zij tot op haar sterfbed een goede band. Hun vader was bij Marcella niet meer in beeld, zij scheidden lang geleden. De kerk en het geloof speelden ooit een belangrijke rol in haar leven. Dat bleef tot op zekere hoogte zo, maar na de dood van de twee kinderen openbaarden zich wel flinke barsten: Marcella vroeg zich af welke God zo gemeen kon zijn haar dit aan te doen.  

Met de nodige hulp slaagde Marcella erin meestal zo goed en zo kwaad als het ging het leven te leiden. Een vaste structuur hielp daarbij. Op maandag en dinsdag ging zij naar de dagbesteding voor mensen met een psychische beperking, woensdag kwam Wietse voor psychologische ondersteuning, donderdag ging ze naar de fysiotherapeut en vrijdag kwam de huishoudelijke hulp. Daarnaast ging ze regelmatig op bezoek bij haar broer, zus, buurvrouw en ze had twee vriendinnen. Ondanks haar contacten bleef Marcella zich eenzaam voelen. Bij tijd en wijle was dat gevoel allesoverheersend. Wietse: ‘Dit maakte Marcella tot wat en wie zij was. Ook haar contact met mensen kon haar niet uit die eenzaamheid halen.’ 

Er waren ook momenten dat het Marcella niet lukte op eigen kracht te functioneren; ze raakte dan volledig ontregeld. Haar psychiater zorgde dan zonder veel omhaal dat Marcella werd opgenomen in het Universitair Centrum Psychiatrie (UCP)  in Groningen. Daar hielpen ze Marcella weer op de been; ze kon er dan weer een tijdje op eigen kracht tegen. 

Annelies en Stefan, dochter en zoon van Marcella.

Marcella en Wietse.

BEWONDERING

Wietse spreekt zijn bewondering uit voor Marcella’s psychiater; hij weet dat maar weinig psychiaters in Nederland bereid zijn euthanasie te verlenen, met wachtlijsten bij Expertisecentrum Euthanasie tot gevolg. ‘Ik ben blij dat Marcella dit bespaard is gebleven.’ 

Toen Wietse eenmaal de bocht had genomen van helpen bij leven naar ondersteunen bij haar doodswens, begeleidde hij Marcella in het euthanasie­traject. Waar zij het allemaal maar lang vond duren, stond haar psychiater
vanzelfsprekend op uiterste zorgvuldigheid. Na nog een oordeel van een andere arts van het UCP moest er ook nog een second opinion komen van een onafhankelijke psychiater. Daarna wachtte nog het bezoek van een SCEN-arts. Marcella zei tegen Wietse dat zij het allemaal wel begreep, maar het ook heel vervelend vond. Wietse: ‘Voor Marcella voelde het als eeuwenlang, voor mij als heel netjes en zorgvuldig.’

Marcella en Wietse gingen samen nog een keer naar Egmond aan Zee – Marcella’s droomplek op aarde. Ze zaten samen in een strandkorf, praatten, blikten vooruit op wat komen ging en luisterden naar de muziek die op de uitvaart gedraaid moest worden. Marcella vertelde Wietse over de plek waar zij dacht naartoe te gaan en wie ze daar zou zien: onder anderen haar overleden vader, op wie ze gek was geweest, en haar overleden kinderen. Wietse: ‘Het klonk als een mooie plek. Ik hoop voor Marcella dat het werkelijkheid is geworden.’ •

OMSLAG

Voor Wietse als begeleider was het moeilijk de omslag te maken: in plaats van sturen op herstel, moest hij op enig moment berusten in het feit dat Marcella niet meer wilde leven. Wietse: ‘Ik probeerde lang steeds vooruit te kijken, vroeg mij af waar nog wél het herstel kon zitten.’ Op enig moment viel Marcella van de trap, met als gevolg twee gebroken armen en een gehavend gezicht. ‘De mensen om haar heen wilden, net als ik, dat zij hiervan zou herstellen en moedigden haar aan. Maar zij gaf duidelijk aan dat niet meer te willen; er was geen rek meer. Ze wilde niet de bladzijde omslaan, het boek moest juist dícht. Ik vond dat heel moeilijk, zocht naar mijn rol. Waar is de hóóp?, vroeg ik mij steeds af. Het is immers mijn beroep mensen mentaal te ondersteunen, niet in het begeleiden naar de dood. Marcella was heel bang dat ik niet achter haar beslissing zou staan en mijn dienstverlening aan haar zou staken. Dat overwoog ik geen moment, maar had wel twijfels over mijn rol.’ 

Wietse zag dat het Marcella opluchtte dat haar euthanasiewens serieus werd genomen. In de eerste plaats door haar psychiater, die Marcella al vijftien jaar onder behandeling had, later ook door Wietse, haar kinderen en andere mensen om haar heen. Dit gold niet voor iedereen; er waren er ook die op het moment dat de beslissing was genomen afscheid namen – zij konden het niet aan dit pad met Marcella op te gaan. 

Wietse: ‘In een gesprek met haar psychiater, waar haar zoon Stefan bij was, viel voor het eerst het woord euthanasie. Toen dat bespreekbaar bleek, voelde Marcella een enorme opluchting. Marcella besefte voor het eerst dat zij op een nette manier afscheid kon nemen van het leven en haar naasten. Die opluchting hielp mij ook. Ik leerde langzaam maar zeker te berusten in haar wens, omdat ik zag dat het menens was. De euthanasie proberen tegen te houden, zou alleen maar voor afstand tussen ons zorgen. Ik wilde er voor haar zijn als begeleider, ook al betekende dit dat ik haar zou gaan verliezen.’ 

Na hun kennismaking kwam Marcella’s doodswens al snel ter sprake. ‘Ik vind het leven moeilijk om te doen’, zei Marcella dan bijvoorbeeld tegen Wietse. Ze deed eerder in haar leven een suïcidepoging. Er waren, vertelt Wietse, in Marcella’s leven meerdere gebeurtenissen die haar beschadigden. Daarnaast was er ook een genetische aanleg tot somberheid. Zo vertelde Marcella aan Wietse dat zij op vierjarige leeftijd aan haar moeder vroeg: ‘Hoe lang moet ik nog, mama?’ 

Écht doorslaggevend in de psychische malheur van Marcella waren twee overleden kinderen: een kwam dood ter wereld, het tweede leefde slechts een paar dagen. Na die tweede keer knapte er iets in haar hoofd, vertelde zij aan Wietse. En dat kwam nooit meer echt goed. Zij bracht nóg twee kinderen ter wereld, zoon Stefan en dochter Annelies, inmiddels dertigers. Met hen had zij tot op haar sterfbed een goede band. Hun vader was bij Marcella niet meer in beeld, zij scheidden lang geleden. De kerk en het geloof speelden ooit een belangrijke rol in haar leven. Dat bleef tot op zekere hoogte zo, maar na de dood van de twee kinderen openbaarden zich wel flinke barsten: Marcella vroeg zich af welke God zo gemeen kon zijn haar dit aan te doen.  

Met de nodige hulp slaagde Marcella erin meestal zo goed en zo kwaad als het ging het leven te leiden. Een vaste structuur hielp daarbij. Op maandag en dinsdag ging zij naar de dagbesteding voor mensen met een psychische beperking, woensdag kwam Wietse voor psychologische ondersteuning, donderdag ging ze naar de fysiotherapeut en vrijdag kwam de huishoudelijke hulp. Daarnaast ging ze regelmatig op bezoek bij haar broer, zus, buurvrouw en ze had twee vriendinnen. Ondanks haar contacten bleef Marcella zich eenzaam voelen. Bij tijd en wijle was dat gevoel allesoverheersend. Wietse: ‘Dit maakte Marcella tot wat en wie zij was. Ook haar contact met mensen kon haar niet uit die eenzaamheid halen.’ 

Er waren ook momenten dat het Marcella niet lukte op eigen kracht te functioneren; ze raakte dan volledig ontregeld. Haar psychiater zorgde dan zonder veel omhaal dat Marcella werd opgenomen in het Universitair Centrum Psychiatrie (UCP)  in Groningen. Daar hielpen ze Marcella weer op de been; ze kon er dan weer een tijdje op eigen kracht tegen. 

In juli 2023 overleed Marcella op 62-jarige leeftijd na euthanasie. Wietse Boersma, pgb-begeleider en basispsycholoog, had haar drie jaar eerder leren kennen via een site die zorgaanbieders koppelt aan zorgvragers. Wietse maakte het niet eerder mee: een cliënt ondersteunen bij een doodswens. Hij vertelt zijn verhaal als eerbetoon aan Marcella, die NVVE-lid was en trouw lezer van Relevant. • Rob Edens

Van helpen bij leven naar ondersteunen bij doodswens