ILLUSTRATIE RHONALD BLOMMESTIJN

‘Ik hoop van harte dat mijn hart in iemand anders doorleeft’

'Mijn partner zei laatst nog tegen me: “Het idee dat er na jouw vertrek nog mensen kunnen worden geholpen vind ik een heel mooi en dierbaar idee"'

Het orgaandonatietraject kan pas starten nadat de arts (en de SCEN-arts) het euthanasieverzoek positief heeft beoordeeld. Helene werd vanaf dat moment begeleid door het transplantatieteam van de Nederlandse Transplantatie Stichting. ‘Ik kan niet anders zeggen dan dat dit een heel fijn traject is geweest. De transplantatiecoördinator was buitengewoon betrokken en kon al onze vragen duidelijk en eerlijk beantwoorden.’ Wel wil ze benadrukken dat je lichamelijk sterk genoeg moet zijn om extra onderzoek te ondergaan in het ziekenhuis: van bloed- en urineonderzoek tot het maken van een hartfilmpje en CT-scan. ‘Een andere drempel is dat je vooralsnog in het ziekenhuis moet overlijden. Uiterlijk vijf minuten nadat je bloeddruk wegvalt moet je al naar de OK worden gebracht voor een operatie die zo’n vier uur duurt. Ik vermoed dat dit een andere reden is waarom het zo weinig voorkomt, aangezien de meeste mensen het liefst thuis willen overlijden.’ 

Helene legde dit dan ook voor aan haar partner en zoons, toen ze hun vertelde over haar wens voor orgaandonatie. ‘Ik heb in een heel vroeg stadium verteld dat ik in het ziekenhuis moet overlijden en dat ze na mijn overlijden maar kort afscheid van me kunnen nemen. Als zij daar ook maar een beetje moeite mee zouden hebben, of met de orgaandonatie op zich, dan had ik het niet gedaan. De wetenschap dat ik er op elk moment nog van kan afzien, geeft me ook een heel rustig gevoel.’

Helene koos voor euthanasie én orgaandonatie

Helene* vond het onbegrijpelijk dat orgaandonatie na euthanasie maar weinig voorkomt in Nederland. Zij koos daarom voor euthanasie én zij doneerde haar organen en weefsels. Relevant sprak Helene dit voorjaar, een week voor haar overlijden. ‘Dat ik mijn dierbaren moet achterlaten, is vele malen groter dan wat er na mijn overlijden met mijn lichaam gebeurt.’ • Dieuwke de Boer

TROOST BIEDEN

Nabestaanden krijgen over het algemeen na zes tot acht weken bericht over welke organen en weefsels daadwerkelijk zijn gedoneerd. Wie ze precies heeft gekregen wordt niet bekendgemaakt, maar informatie over geslacht, leeftijdscategorie en regio is er wel. Helene kan zich voorstellen dat dit troost zal bieden aan haar dierbaren, maar denkt dat het pas later indaalt. ‘Mijn partner zei laatst nog tegen me: “Het idee dat er na jouw vertrek nog mensen kunnen worden geholpen vind ik een heel mooi en dierbaar idee.” Voor mezelf biedt het wel troost. Ik hoop van harte dat mijn hart in iemand anders doorleeft en dat mijn longen en nieren levens hebben kunnen redden.’ 

Zelf beschouwt Helene de orgaandonatie als ondergeschikt aan de rest van deze intense periode. Ze kan mensen alleen maar aanraden om ook eens over orgaandonatie na te denken. ‘Heb het er gewoon eens over met je dierbaren. Je kunt hiermee na je overlijden zoveel moois voor anderen betekenen. Dat ik mijn dierbaren moet achterlaten en dat we elkaar moeten loslaten is vele malen groter dan wat er na mijn overlijden met mijn lichaam gebeurt. Dat maakt deze keuze voor mij eigenlijk heel makkelijk.’  •

* Helenes echte naam is bekend bij de redactie.

PAST GOED BIJ JOU

Hoe reageerden Helenes dierbaren op haar wens voor orgaan­donatie? ‘Het eerste wat mijn partner tegen me zei, was: het past bij jou.’ En haar zoons? Het is even stil aan de andere kant van de lijn. Met hoorbare emotie in haar stem antwoordt ze: ‘Mijn jongens hebben moeite met mijn overlijden. Zij verliezen vooral hun moeder en zijn minder bezig met de orgaandonatie. Maar ze zijn er voor me en hebben mijn wens geen moment in de weg gestaan. Ook zij zeggen: Mama, het past zo goed bij hoe je bent en hoe je er voor anderen bent.’ 

Helene vertelt dat haar zoons beslist mee wilden naar een afspraak met de huisarts en het transplantatieteam. ‘Ik vond dat ingewikkeld omdat het gesprek zo plastisch was. Maar achteraf was het ontzettend goed dat ze er waren. De eerste vraag die aan mij werd gesteld, was: waarom wil je dit? Ik vond het fijn dat de jongens het antwoord op die vraag, dat het inderdaad bij me past, ook uit mijn mond konden horen.’ 

Helenes moeder is 90 jaar. ‘Ze vindt het prachtig dat ik donor ben. Ook reageerde ze ongelofelijk respectvol op de boodschap dat ik euthanasie wilde. Daar ben ik haar uitermate dankbaar voor. “Ik begrijp het ook, want ik ken je zo goed”, zei ze tegen me. Ik vind het heel bijzonder dat zij op zo’n hoge leeftijd in staat is om over haar eigen verdriet heen te stappen.’

Helene (58) heeft al sinds haar achttiende chronische vermoeidheid, die haar steeds meer belemmert in het dagelijks leven. Anderhalf jaar geleden begon ze na te denken over euthanasie. ‘Ik merkte dat ik eigenlijk niet meer kon werken omdat ik steeds vaker ziek uitviel. Ook in mijn privéleven voelde ik me tekortschieten. In overleg met een aantal professionals en natuurlijk ook met de huisarts besloot ik uiteindelijk om het euthanasietraject in te gaan’, vertelt ze. 

Op dat moment was ze al van plan orgaandonor worden. ‘Euthanasie is een proces waarin je intensief nadenkt over je levenseinde, dus voor mij was het logisch om ook over orgaandonatie na te denken.’ Helene sprak er in een vrij vroeg stadium met haar huisarts over. Voor hem was orgaandonatie na euthanasie onbekend terrein, maar hij was direct bereid mee te werken. Volgens Helene is het een van de redenen waarom orgaandonatie na euthanasie zo weinig gebeurt: huisartsen mogen er niet zelf over beginnen. ‘Het moet écht vanuit jezelf komen of vanuit een ervaring in je directe omgeving.’

ILLUSTRATIE RHONALD BLOMMESTIJN

2007 - 2017 : 20.000
2019 : 6835
2020 : 4613
2021 : 3326
2022 : 4110 2023 : 4844


(bronnen: NVVE en NPf)

AANTAL AANGEVRAAGDE
NIET-REANIMERENPENNINGEN

HISTORIE

‘Ik hoop van harte dat mijn hart in iemand anders doorleeft’

'Mijn partner zei laatst nog tegen me: “Het idee dat er na jouw vertrek nog mensen kunnen worden geholpen vind ik een heel mooi en dierbaar idee"'

TROOST BIEDEN

Nabestaanden krijgen over het algemeen na zes tot acht weken bericht over welke organen en weefsels daadwerkelijk zijn gedoneerd. Wie ze precies heeft gekregen wordt niet bekendgemaakt, maar informatie over geslacht, leeftijdscategorie en regio is er wel. Helene kan zich voorstellen dat dit troost zal bieden aan haar dierbaren, maar denkt dat het pas later indaalt. ‘Mijn partner zei laatst nog tegen me: “Het idee dat er na jouw vertrek nog mensen kunnen worden geholpen vind ik een heel mooi en dierbaar idee.” Voor mezelf biedt het wel troost. Ik hoop van harte dat mijn hart in iemand anders doorleeft en dat mijn longen en nieren levens hebben kunnen redden.’ 

Zelf beschouwt Helene de orgaandonatie als ondergeschikt aan de rest van deze intense periode. Ze kan mensen alleen maar aanraden om ook eens over orgaandonatie na te denken. ‘Heb het er gewoon eens over met je dierbaren. Je kunt hiermee na je overlijden zoveel moois voor anderen betekenen. Dat ik mijn dierbaren moet achterlaten en dat we elkaar moeten loslaten is vele malen groter dan wat er na mijn overlijden met mijn lichaam gebeurt. Dat maakt deze keuze voor mij eigenlijk heel makkelijk.’  •

* Helenes echte naam is bekend bij de redactie.

PAST GOED BIJ JOU

Hoe reageerden Helenes dierbaren op haar wens voor orgaan­donatie? ‘Het eerste wat mijn partner tegen me zei, was: het past bij jou.’ En haar zoons? Het is even stil aan de andere kant van de lijn. Met hoorbare emotie in haar stem antwoordt ze: ‘Mijn jongens hebben moeite met mijn overlijden. Zij verliezen vooral hun moeder en zijn minder bezig met de orgaandonatie. Maar ze zijn er voor me en hebben mijn wens geen moment in de weg gestaan. Ook zij zeggen: Mama, het past zo goed bij hoe je bent en hoe je er voor anderen bent.’ 

Helene vertelt dat haar zoons beslist mee wilden naar een afspraak met de huisarts en het transplantatieteam. ‘Ik vond dat ingewikkeld omdat het gesprek zo plastisch was. Maar achteraf was het ontzettend goed dat ze er waren. De eerste vraag die aan mij werd gesteld, was: waarom wil je dit? Ik vond het fijn dat de jongens het antwoord op die vraag, dat het inderdaad bij me past, ook uit mijn mond konden horen.’ 

Helenes moeder is 90 jaar. ‘Ze vindt het prachtig dat ik donor ben. Ook reageerde ze ongelofelijk respectvol op de boodschap dat ik euthanasie wilde. Daar ben ik haar uitermate dankbaar voor. “Ik begrijp het ook, want ik ken je zo goed”, zei ze tegen me. Ik vind het heel bijzonder dat zij op zo’n hoge leeftijd in staat is om over haar eigen verdriet heen te stappen.’

Het orgaandonatietraject kan pas starten nadat de arts (en de SCEN-arts) het euthanasieverzoek positief heeft beoordeeld. Helene werd vanaf dat moment begeleid door het transplantatieteam van de Nederlandse Transplantatie Stichting. ‘Ik kan niet anders zeggen dan dat dit een heel fijn traject is geweest. De transplantatiecoördinator was buitengewoon betrokken en kon al onze vragen duidelijk en eerlijk beantwoorden.’ Wel wil ze benadrukken dat je lichamelijk sterk genoeg moet zijn om extra onderzoek te ondergaan in het ziekenhuis: van bloed- en urineonderzoek tot het maken van een hartfilmpje en CT-scan. ‘Een andere drempel is dat je vooralsnog in het ziekenhuis moet overlijden. Uiterlijk vijf minuten nadat je bloeddruk wegvalt moet je al naar de OK worden gebracht voor een operatie die zo’n vier uur duurt. Ik vermoed dat dit een andere reden is waarom het zo weinig voorkomt, aangezien de meeste mensen het liefst thuis willen overlijden.’ 

Helene legde dit dan ook voor aan haar partner en zoons, toen ze hun vertelde over haar wens voor orgaandonatie. ‘Ik heb in een heel vroeg stadium verteld dat ik in het ziekenhuis moet overlijden en dat ze na mijn overlijden maar kort afscheid van me kunnen nemen. Als zij daar ook maar een beetje moeite mee zouden hebben, of met de orgaandonatie op zich, dan had ik het niet gedaan. De wetenschap dat ik er op elk moment nog van kan afzien, geeft me ook een heel rustig gevoel.’

Helene (58) heeft al sinds haar achttiende chronische vermoeidheid, die haar steeds meer belemmert in het dagelijks leven. Anderhalf jaar geleden begon ze na te denken over euthanasie. ‘Ik merkte dat ik eigenlijk niet meer kon werken omdat ik steeds vaker ziek uitviel. Ook in mijn privéleven voelde ik me tekortschieten. In overleg met een aantal professionals en natuurlijk ook met de huisarts besloot ik uiteindelijk om het euthanasietraject in te gaan’, vertelt ze. 

Op dat moment was ze al van plan orgaandonor worden. ‘Euthanasie is een proces waarin je intensief nadenkt over je levenseinde, dus voor mij was het logisch om ook over orgaandonatie na te denken.’ Helene sprak er in een vrij vroeg stadium met haar huisarts over. Voor hem was orgaandonatie na euthanasie onbekend terrein, maar hij was direct bereid mee te werken. Volgens Helene is het een van de redenen waarom orgaandonatie na euthanasie zo weinig gebeurt: huisartsen mogen er niet zelf over beginnen. ‘Het moet écht vanuit jezelf komen of vanuit een ervaring in je directe omgeving.’

Helene* vond het onbegrijpelijk dat orgaandonatie na euthanasie maar weinig voorkomt in Nederland. Zij koos daarom voor euthanasie én zij doneerde haar organen en weefsels. Relevant sprak Helene dit voorjaar, een week voor haar overlijden. ‘Dat ik mijn dierbaren moet achterlaten, is vele malen groter dan wat er na mijn overlijden met mijn lichaam gebeurt.’ • Dieuwke de Boer

Helene koos voor euthanasie én orgaandonatie