In de rubriek Opinie leveren auteurs een bijdrage aan de discussie over euthanasie en het levenseinde. Dat doen zij op persoonlijke titel. John Jansen van Galen is oud-hoofdredacteur, journalist, radiopresentator en schrijver.

Drijfzand 

Gold dat nu ook voor mijn gang naar de huisarts voor euthanasie? Was dit opnieuw een gang naar Canossa? Ik raadpleegde mijn favoriete columnist Bert Keizer, die meteen zei dat je moest zorgen een jonge huisarts te hebben want die hebben doorgaans niets met mijn uitgangspunt dat de dokter er niet is om behulpzaam te zijn bij het sterven. Ze kijken er meestal nuchter tegenaan.
De werkelijkheid is dat ik na dertig jaar begreep dat mijn dogma van zelfbeschikkingsrecht over het levenseinde op drijfzand berustte. Heeft het iets te maken met het klimmen der jaren, dat ons inzicht vergroot? Wij zijn als mensen nu eenmaal niet volkomen autonoom.
Huib Drion stelde al een leeftijdsgrens (eerst 75, later 70 jaar) voor om in aanmerking te komen voor verstrekking van zijn pil en om te controleren of die in acht genomen wordt, moet de overheid er immers aan te pas komen? Trouwens: de deugdelijkheid van dat middel dient gewaarborgd te worden en daarvoor moeten officiële, medische instanties in touw komen. Waar blijft dan het strikte zelfbeschikkingsrecht?  
We zijn niet alleen op aarde. Als het begrip ‘samenleving’ iets betekent, is het dat we althans een beetje naar elkaar moeten omzien. Daarom zal euthanasie altijd iets blijven dat met publieke waarborgen omgeven is. Daarom stond ik bij de huisarts op de stoep. •

Bord linzen 

En toch stond ik onlangs bij de huisarts op de stoep, met de formulieren inzake euthanasie en niet-doorbehandelen die ik van de site van de NVVE had gedownload. Was ik dus gezwicht? 
Ik had er net zo’n gevoel bij als toen ik mij zestig jaar eerder meldde voor een militaire herkeuring. Ik was dienstweigeraar en had een ellenlange procedure doorlopen om erkend te worden: huisbezoek bij mijn moeder om te zien of ik uit een net gezin kwam, psychiatrisch onderzoek om te zien of ik niet gek was, verhoor door een commissie die mijn nieren proefde. En die mij, toen ze het over het resultaat niet eens kon worden, opnieuw naar Den Haag liet komen voor een tweede verhoor – waarna ik ‘niet erkend’ werd.
Kort daarna wendde ik mij, overspannen geraakt als jeugdig docent op een meisjesschool, tot de huisarts die prompt informeerde of ik al in dienst was geweest en die, toen dat niet het geval bleek, adviseerde mij te laten herkeuren. Ik vroeg herkeuring aan en een medisch student, die in de vakantie bijverdiende als keuringsarts, vroeg alleen maar of ik het benauwd kreeg van veel mensen. Waarop ik antwoordde: ‘Op het achterbalkon van een volle tram wel.’ En subiet afgekeurd werd. 
Eind goed, al goed? Twee jaar minder kwijt aan vervangende dienstplicht immers? Jawel, maar ook het prangende gevoel gezwicht te zijn voor de easy way out. Niet pal te hebben gestaan voor mijn overtuiging, om het zwaar en bijbels te zeggen: mijn beginselen verkwanseld te hebben voor een bord linzen. 

illustratie: Peter de Wit 

Dertig jaar geleden bezocht ik, in zijn flat aan de (toenmalige) stadsrand van Leiden, de rechtsgeleerde Huib Drion. Deze had toen net in de NRC het idee gelanceerd van wat ‘zijn’ pil zou gaan heten. Voor het weekblad Haagse Post, waarvan ik redacteur was, wilde ik daar graag het fijne van weten. 
Het werd een mooie middag. Drion had een zachte stem maar sprak zeer overtuigend: een keuze voor euthanasie behoorde onlosmakelijk bij ons ‘zelfbeschikkingsrecht’. 

Je ware autonomie

Zelfbeschikkingsrecht! Dat sprak mij aan. Ik was volwassen geworden in de jaren ’60 en wat mijn rebelse generatie wilde, was alle betutteling afschudden: weg met het paternalisme, dat beter weet wat goed is voor de mensen dan de mensen zelf. Wij kozen voor partijen en bewegingen die een eind wilden maken aan het traditionele gezag van regenten, kerkvaders en sociaaldemocratische bonzen: Provo, Nieuw Links, de PPR, D’66 (nog met apostrof).
Euthanasie werd dan ook een populair onderwerp, het begrip werd zelfs afgekort. ‘Volgende week nog een artikel over eutha?,’ luidde steevast de vraag op de redactievergaderingen van hp en meestal had collega Jan Tromp er inderdaad wel een in petto.

Sinds die visite bij Drion heb ik stellig verdedigd dat een strikt zelfbeschikkingsrecht ook ons levenseinde moest gelden: wie anders dan wijzelf heeft er immers iets mee te maken hoe wij onze dood vinden? Bemoeienis van een huisarts daarbij leek een verwerpelijke inbreuk op onze autonomie.
Dit temeer, schreef ik dan, omdat ik een dokter – wiens missie het immers is mensen te genezen en levens te redden – er niet mee wilde belasten mee te werken aan het beëindigen ervan. Dat appeltje moesten wij zelf schillen, zonder hulp en bijstand van de dokter. Je eigen boontjes doppen, in het uur van de dood: je ware autonomie!
Toen het voormalig Kamerlid Pia Dijkstra met haar wetsontwerp inzake euthanasie op de proppen kwam, heb ik stevig uitgehaald: wat kregen we nou? Namens D66, de partij waarvoor zelfbeschikking zo ongeveer het eerstgeboorterecht is, de kampioen van de menselijke autonomie, werd nu voorgesteld dat een ‘stervensbegeleider’ onze verplichte gids zou zijn op weg naar onze laatste adem. Afgezien van die term (‘Wat doe jij overdag, pap?’ ‘O, ik ben stervensbegeleider, jongen’) stuitte mij tegen de borst dat je bij zo’n functionaris als het ware examen moest doen voordat je mocht sterven. Pia Dijkstra als Pleegzuster Bloedwijn, die zich tot in de dood over ons ontfermt!

Ik kom haast nooit bij de dokter, maar onlangs bezocht ik haar weer eens, om te praten over euthanasie. We voerden een aangenaam gesprek (waarover ik om redenen van privacy natuurlijk niets kan vertellen), maar toch had ik er na afloop een onprettig of minstens een dubbel gevoel over, alsof ik mijzelf in de steek gelaten had. • John Jansen van Galen

Was dit opnieuw een gang naar Canossa?   

In de rubriek Opinie leveren auteurs een bijdrage aan de discussie over euthanasie en het levenseinde. Dat doen zij op persoonlijke titel. John Jansen van Galen is oud-hoofdredacteur, journalist, radiopresentator en schrijver.

Drijfzand 

Gold dat nu ook voor mijn gang naar de huisarts voor euthanasie? Was dit opnieuw een gang naar Canossa? Ik raadpleegde mijn favoriete columnist Bert Keizer, die meteen zei dat je moest zorgen een jonge huisarts te hebben want die hebben doorgaans niets met mijn uitgangspunt dat de dokter er niet is om behulpzaam te zijn bij het sterven. Ze kijken er meestal nuchter tegenaan.
De werkelijkheid is dat ik na dertig jaar begreep dat mijn dogma van zelfbeschikkingsrecht over het levenseinde op drijfzand berustte. Heeft het iets te maken met het klimmen der jaren, dat ons inzicht vergroot? Wij zijn als mensen nu eenmaal niet volkomen autonoom.
Huib Drion stelde al een leeftijdsgrens (eerst 75, later 70 jaar) voor om in aanmerking te komen voor verstrekking van zijn pil en om te controleren of die in acht genomen wordt, moet de overheid er immers aan te pas komen? Trouwens: de deugdelijkheid van dat middel dient gewaarborgd te worden en daarvoor moeten officiële, medische instanties in touw komen. Waar blijft dan het strikte zelfbeschikkingsrecht?  
We zijn niet alleen op aarde. Als het begrip ‘samenleving’ iets betekent, is het dat we althans een beetje naar elkaar moeten omzien. Daarom zal euthanasie altijd iets blijven dat met publieke waarborgen omgeven is. Daarom stond ik bij de huisarts op de stoep. •

Bord linzen 

En toch stond ik onlangs bij de huisarts op de stoep, met de formulieren inzake euthanasie en niet-doorbehandelen die ik van de site van de NVVE had gedownload. Was ik dus gezwicht? 
Ik had er net zo’n gevoel bij als toen ik mij zestig jaar eerder meldde voor een militaire herkeuring. Ik was dienstweigeraar en had een ellenlange procedure doorlopen om erkend te worden: huisbezoek bij mijn moeder om te zien of ik uit een net gezin kwam, psychiatrisch onderzoek om te zien of ik niet gek was, verhoor door een commissie die mijn nieren proefde. En die mij, toen ze het over het resultaat niet eens kon worden, opnieuw naar Den Haag liet komen voor een tweede verhoor – waarna ik ‘niet erkend’ werd.
Kort daarna wendde ik mij, overspannen geraakt als jeugdig docent op een meisjesschool, tot de huisarts die prompt informeerde of ik al in dienst was geweest en die, toen dat niet het geval bleek, adviseerde mij te laten herkeuren. Ik vroeg herkeuring aan en een medisch student, die in de vakantie bijverdiende als keuringsarts, vroeg alleen maar of ik het benauwd kreeg van veel mensen. Waarop ik antwoordde: ‘Op het achterbalkon van een volle tram wel.’ En subiet afgekeurd werd. 
Eind goed, al goed? Twee jaar minder kwijt aan vervangende dienstplicht immers? Jawel, maar ook het prangende gevoel gezwicht te zijn voor de easy way out. Niet pal te hebben gestaan voor mijn overtuiging, om het zwaar en bijbels te zeggen: mijn beginselen verkwanseld te hebben voor een bord linzen. 

Was dit opnieuw een gang naar Canossa?   

Dertig jaar geleden bezocht ik, in zijn flat aan de (toenmalige) stadsrand van Leiden, de rechtsgeleerde Huib Drion. Deze had toen net in de NRC het idee gelanceerd van wat ‘zijn’ pil zou gaan heten. Voor het weekblad Haagse Post, waarvan ik redacteur was, wilde ik daar graag het fijne van weten. 
Het werd een mooie middag. Drion had een zachte stem maar sprak zeer overtuigend: een keuze voor euthanasie behoorde onlosmakelijk bij ons ‘zelfbeschikkingsrecht’. 

Je ware autonomie

Zelfbeschikkingsrecht! Dat sprak mij aan. Ik was volwassen geworden in de jaren ’60 en wat mijn rebelse generatie wilde, was alle betutteling afschudden: weg met het paternalisme, dat beter weet wat goed is voor de mensen dan de mensen zelf. Wij kozen voor partijen en bewegingen die een eind wilden maken aan het traditionele gezag van regenten, kerkvaders en sociaaldemocratische bonzen: Provo, Nieuw Links, de PPR, D’66 (nog met apostrof).
Euthanasie werd dan ook een populair onderwerp, het begrip werd zelfs afgekort. ‘Volgende week nog een artikel over eutha?,’ luidde steevast de vraag op de redactievergaderingen van hp en meestal had collega Jan Tromp er inderdaad wel een in petto.

Sinds die visite bij Drion heb ik stellig verdedigd dat een strikt zelfbeschikkingsrecht ook ons levenseinde moest gelden: wie anders dan wijzelf heeft er immers iets mee te maken hoe wij onze dood vinden? Bemoeienis van een huisarts daarbij leek een verwerpelijke inbreuk op onze autonomie.
Dit temeer, schreef ik dan, omdat ik een dokter – wiens missie het immers is mensen te genezen en levens te redden – er niet mee wilde belasten mee te werken aan het beëindigen ervan. Dat appeltje moesten wij zelf schillen, zonder hulp en bijstand van de dokter. Je eigen boontjes doppen, in het uur van de dood: je ware autonomie!
Toen het voormalig Kamerlid Pia Dijkstra met haar wetsontwerp inzake euthanasie op de proppen kwam, heb ik stevig uitgehaald: wat kregen we nou? Namens D66, de partij waarvoor zelfbeschikking zo ongeveer het eerstgeboorterecht is, de kampioen van de menselijke autonomie, werd nu voorgesteld dat een ‘stervensbegeleider’ onze verplichte gids zou zijn op weg naar onze laatste adem. Afgezien van die term (‘Wat doe jij overdag, pap?’ ‘O, ik ben stervensbegeleider, jongen’) stuitte mij tegen de borst dat je bij zo’n functionaris als het ware examen moest doen voordat je mocht sterven. Pia Dijkstra als Pleegzuster Bloedwijn, die zich tot in de dood over ons ontfermt!

Ik kom haast nooit bij de dokter, maar onlangs bezocht ik haar weer eens, om te praten over euthanasie. We voerden een aangenaam gesprek (waarover ik om redenen van privacy natuurlijk niets kan vertellen), maar toch had ik er na afloop een onprettig of minstens een dubbel gevoel over, alsof ik mijzelf in de steek gelaten had. • John Jansen van Galen

illustratie: Peter de Wit