Euthanasie in de psychiatrie:

‘Soms is de dood de enige uitweg’ 

foto’s: alfred oosterman

Menno Oosterhoff:
‘We willen die patiënten een gezicht geven, het persoonlijk maken. Nee zeggen is een stuk lastiger als je ziet hoe iemand lijdt’

Gruwelijke manier 

In 2021 kregen 115 psychiatrische patiënten euthanasie, 82 van hen kregen dat van een arts van Expertisecentrum Euthanasie. De wachttijd daar is inmiddels opgelopen naar bijna twee jaar, waardoor Kit zich afvraagt of ze er niet meer dagen moet gaan werken. Maar ze wil liever langsgaan bij organisaties om er les over te geven. ‘Mensen hebben de verhalen nodig. Er zou in iedere instelling in ieder geval één arts moeten zijn die verstand van zaken heeft en die het aandurft om euthanasie te verlenen.’ Uit een artikel in Trouw bleek dat niet alle instellingen daar positief tegenover staan. Volgens Menno en Kit is het een kwestie van tijd. Kit: ‘Voor 2010 kwam het onderwerp überhaupt niet ter sprake. Daar komt al verandering in.’

Menno: ‘Er wordt soms gesproken over de angst voor een glijdende schaal: als we eraan beginnen, krijgen mogelijk honderden psychiatrische patiënten jaarlijks euthanasie. Dat vermoed ik ook, maar ik weet niet of dat slecht is. Ik denk dat er nog veel patiënten zijn die het überhaupt niet over hun euthanasiewens hebben. Als iemand die ruimte niet voelt in een gesprek, zal hij er ook niet over beginnen. Als iemand twintig jaar geleden had gezegd dat er misschien ooit wel achtduizend mensen per jaar euthanasie zouden krijgen als we zouden instemmen met de euthanasiewet, dan zou iedereen geschokt hebben gereageerd. Nu zitten we bijna op dat aantal en ligt niemand daar wakker van. Ik kan me ook voorstellen dat er artsen wakker liggen van géén euthanasie verlenen. Zeker als iemand daarna zelf een einde aan zijn leven maakt op een gruwelijke manier.’

In de steek

Vaak komt iemand met een verhaal op de proppen van een patiënt die dood wilde, maar nu geniet van het leven en dankbaar is dat zijn wens niet ingewilligd werd. Menno: ‘Nooit fouten maken is onmogelijk. Dat moet je leren verdragen.’ Kit: ‘Niemand zegt dat het eenvoudig is. Maar moet je dan tegen iemand zeggen: lijd jij nog maar een paar jaar ondraaglijk, want heel misschien wordt het ooit beter? Veel mensen vinden het makkelijker niet de verantwoordelijkheid te nemen om iemands leven te beëindigen, maar wij geloven dat je niet koste wat het kost iemand in leven moet willen houden. Dan laat je iemand pas echt in de steek.’ •

Kit Vanmechelen:
‘Wij geloven dat je niet koste wat het kost iemand in leven moet willen houden. Dan laat je iemand pas echt in de steek’

Beide artsen, al jaren goed bevriend, lijken zo op het eerste gezicht niet meer van elkaar te kunnen verschillen. De Oost-Groninger Menno heeft zelf last van een dwangstoornis, heeft regelmatig een second opinion gegeven bij een euthanasieverzoek, maar heeft nog nooit euthanasie verleend. Bovendien houdt de vraag hem bezig wat God, áls die bestaat, van euthanasie vindt. 

Volgens de Vlaamse Kit vindt God het goed. Zij gaat licht door het leven, werkt één dag in de week voor Expertisecentrum Euthanasie en heeft inmiddels bijna dertig keer euthanasie verleend. Ze vullen elkaar goed aan, ook in het gesprek. Patiënten voelen zich gezien door Menno, omdat hij weet wat het is om een dwangstoornis te hebben. Kit vertelt dat haar patiënten zich aan haar hechten. ‘Dat is mooi. Als je over zulke moeilijke dingen praat, ontstaat er een connectie.’ Beiden zijn pleitbezorgers voor de mogelijkheid van euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. 

Paternalisme

Menno: ‘Juist bij euthanasie in de psychiatrie wordt meestal óver mensen gesproken, maar het is zo belangrijk mét de mensen te praten over wie het gaat. Anders blijf je dingen zeggen als: ze is nog zo jong, of: er is altijd een oplossing mogelijk. We moeten af van die vorm van paternalisme. Het is een gezamenlijke beslissing. We willen die patiënten een gezicht geven, het persoonlijk maken. Nee zeggen is een stuk lastiger als je ziet hoe iemand lijdt.’ 

Toch vindt Menno het lang niet altijd eenvoudig bij een second opinion te erkennen dat er geen redelijke behandelmogelijkheden meer zijn, zeker als iemand nog heel jong is.  ‘Maar je doet het wel', zegt Kit vol overtuiging. ‘Ja’, zegt Menno, ‘maar ik snap wel dat een arts, die voor het eerst geconfronteerd wordt met een euthanasieverzoek, dat niet gemakkelijk vindt en ertoe neigt het door te schuiven naar het Expertisecentrum. Maar euthanasievragen moeten niet daar naartoe worden verbannen. Dan wordt open en eerlijk spreken over een doodswens nooit een onderdeel van de gewone praktijk.’ Menno werkte in de kinder- en jeugdpsychiatrie en had daardoor nog nooit te maken met een euthanasieverzoek dat aan hemzelf was gericht, wel als secondopinionarts. ‘Patiënten met zo’n verzoek willen een ja horen, maar die kun je niet altijd, en zeker niet meteen, geven. Als je vraagt of ze nog hopen dat je een konijn uit een hoed tovert, die alles beter zal maken, is de reactie vaak dat ze helemaal geen konijn willen. Dat de belofte van het konijn al jaren als argument wordt gebruikt om niet in te stemmen met euthanasie, terwijl dat konijn telkens een dooie mus blijkt te zijn.’

Hij vervolgt: ‘Het is vaak ons werk de moed erin te houden. Wij artsen kunnen slecht erkennen dat daar grenzen aan zijn. Het is moeilijk om de beperkingen van je vak te erkennen. Het idee heerst dat we zouden moeten streven naar zero suïcides en zero ondraaglijk lijden. Dat is een illusie.’

Champagne 

Een van de verhalen in het boek, dat naar verwachting dit jaar uitkomt, gaat over de dochter van een dominee. Kit: ‘Zij was met haar hoofd naar beneden van een brug afgesprongen, maar had dat overleefd. Ze had er wel een dwarslaesie door opgelopen en nog wilde haar arts haar niet helpen. Uiteindelijk kwam ze bij mij terecht. Haar moeder zei: “Wat ben ik blij dat ze niet in eenzaamheid is gestorven op dat fietspad.” De dominee was bang geweest dat ze haar toga wel aan de wilgen kon hangen als ze zou instemmen met de euthanasie van haar dochter, maar het tegendeel bleek waar. Het gezin heeft alleen maar begrip en steun gekregen van het dorp.’ Menno knikt en zegt: ‘Vooroordelen verbleken als het persoonlijk wordt.’

Kit: ‘Soms zeggen patiënten zich te zullen suïcideren als ik niet instem met euthanasie. Ik laat weten dat ik dat begrijp en dat dat mag. Maar ik zeg ook dat ik het geen goed idee vind, omdat iemand dan helemaal alleen sterft. Dus ik hoop op geduld. We mogen en willen nou eenmaal niet over één nacht ijs gaan. Het is dankbaar werk als je uiteindelijk iemands wens in vervulling kan laten gaan. Veel patiënten maken echt een feestje van het afscheid.’ Menno memoreert dat een van hen zingend het leven verliet. ‘I’m coming home, zong hij.’ Kit herinnert zich champagne bij een andere patiënt.

Tot twintig jaar geleden was de overtuiging dat je beter niet over suïcide kon praten. Inmiddels weten we hoe belangrijk het is het onderwerp juist wél bespreekbaar te maken. Ook in het kader van preventie. De behoefte uit het leven te stappen kan verminderen als er openlijk over de wens kan worden gesproken. Die emancipatie is nu ook nodig als het gaat om euthanasie in de psychiatrie, menen psychiaters Menno Oosterhoff en Kit Vanmechelen. Het taboe moet eraf. Daarom werken zij onder meer aan een boek over het onderwerp. •
Martien Versteegh

Euthanasie in de psychiatrie:

‘Soms is de dood de enige uitweg’ 

foto’s: alfred oosterman

Gruwelijke manier 

In 2021 kregen 115 psychiatrische patiënten euthanasie, 82 van hen kregen dat van een arts van Expertisecentrum Euthanasie. De wachttijd daar is inmiddels opgelopen naar bijna twee jaar, waardoor Kit zich afvraagt of ze er niet meer dagen moet gaan werken. Maar ze wil liever langsgaan bij organisaties om er les over te geven. ‘Mensen hebben de verhalen nodig. Er zou in iedere instelling in ieder geval één arts moeten zijn die verstand van zaken heeft en die het aandurft om euthanasie te verlenen.’ Uit een artikel in Trouw bleek dat niet alle instellingen daar positief tegenover staan. Volgens Menno en Kit is het een kwestie van tijd. Kit: ‘Voor 2010 kwam het onderwerp überhaupt niet ter sprake. Daar komt al verandering in.’

Menno: ‘Er wordt soms gesproken over de angst voor een glijdende schaal: als we eraan beginnen, krijgen mogelijk honderden psychiatrische patiënten jaarlijks euthanasie. Dat vermoed ik ook, maar ik weet niet of dat slecht is. Ik denk dat er nog veel patiënten zijn die het überhaupt niet over hun euthanasiewens hebben. Als iemand die ruimte niet voelt in een gesprek, zal hij er ook niet over beginnen. Als iemand twintig jaar geleden had gezegd dat er misschien ooit wel achtduizend mensen per jaar euthanasie zouden krijgen als we zouden instemmen met de euthanasiewet, dan zou iedereen geschokt hebben gereageerd. Nu zitten we bijna op dat aantal en ligt niemand daar wakker van. Ik kan me ook voorstellen dat er artsen wakker liggen van géén euthanasie verlenen. Zeker als iemand daarna zelf een einde aan zijn leven maakt op een gruwelijke manier.’

In de steek

Vaak komt iemand met een verhaal op de proppen van een patiënt die dood wilde, maar nu geniet van het leven en dankbaar is dat zijn wens niet ingewilligd werd. Menno: ‘Nooit fouten maken is onmogelijk. Dat moet je leren verdragen.’ Kit: ‘Niemand zegt dat het eenvoudig is. Maar moet je dan tegen iemand zeggen: lijd jij nog maar een paar jaar ondraaglijk, want heel misschien wordt het ooit beter? Veel mensen vinden het makkelijker niet de verantwoordelijkheid te nemen om iemands leven te beëindigen, maar wij geloven dat je niet koste wat het kost iemand in leven moet willen houden. Dan laat je iemand pas echt in de steek.’ •

Kit Vanmechelen:
‘Wij geloven dat je niet koste wat het kost iemand in leven moet willen houden. Dan laat je iemand pas echt in de steek’

Menno Oosterhoff:
‘We willen die patiënten een gezicht geven, het persoonlijk maken. Nee zeggen is een stuk lastiger als je ziet hoe iemand lijdt’

Beide artsen, al jaren goed bevriend, lijken zo op het eerste gezicht niet meer van elkaar te kunnen verschillen. De Oost-Groninger Menno heeft zelf last van een dwangstoornis, heeft regelmatig een second opinion gegeven bij een euthanasieverzoek, maar heeft nog nooit euthanasie verleend. Bovendien houdt de vraag hem bezig wat God, áls die bestaat, van euthanasie vindt. 

Volgens de Vlaamse Kit vindt God het goed. Zij gaat licht door het leven, werkt één dag in de week voor Expertisecentrum Euthanasie en heeft inmiddels bijna dertig keer euthanasie verleend. Ze vullen elkaar goed aan, ook in het gesprek. Patiënten voelen zich gezien door Menno, omdat hij weet wat het is om een dwangstoornis te hebben. Kit vertelt dat haar patiënten zich aan haar hechten. ‘Dat is mooi. Als je over zulke moeilijke dingen praat, ontstaat er een connectie.’ Beiden zijn pleitbezorgers voor de mogelijkheid van euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. 

Paternalisme

Menno: ‘Juist bij euthanasie in de psychiatrie wordt meestal óver mensen gesproken, maar het is zo belangrijk mét de mensen te praten over wie het gaat. Anders blijf je dingen zeggen als: ze is nog zo jong, of: er is altijd een oplossing mogelijk. We moeten af van die vorm van paternalisme. Het is een gezamenlijke beslissing. We willen die patiënten een gezicht geven, het persoonlijk maken. Nee zeggen is een stuk lastiger als je ziet hoe iemand lijdt.’ 

Toch vindt Menno het lang niet altijd eenvoudig bij een second opinion te erkennen dat er geen redelijke behandelmogelijkheden meer zijn, zeker als iemand nog heel jong is.  ‘Maar je doet het wel', zegt Kit vol overtuiging. ‘Ja’, zegt Menno, ‘maar ik snap wel dat een arts, die voor het eerst geconfronteerd wordt met een euthanasieverzoek, dat niet gemakkelijk vindt en ertoe neigt het door te schuiven naar het Expertisecentrum. Maar euthanasievragen moeten niet daar naartoe worden verbannen. Dan wordt open en eerlijk spreken over een doodswens nooit een onderdeel van de gewone praktijk.’ Menno werkte in de kinder- en jeugdpsychiatrie en had daardoor nog nooit te maken met een euthanasieverzoek dat aan hemzelf was gericht, wel als secondopinionarts. ‘Patiënten met zo’n verzoek willen een ja horen, maar die kun je niet altijd, en zeker niet meteen, geven. Als je vraagt of ze nog hopen dat je een konijn uit een hoed tovert, die alles beter zal maken, is de reactie vaak dat ze helemaal geen konijn willen. Dat de belofte van het konijn al jaren als argument wordt gebruikt om niet in te stemmen met euthanasie, terwijl dat konijn telkens een dooie mus blijkt te zijn.’

Hij vervolgt: ‘Het is vaak ons werk de moed erin te houden. Wij artsen kunnen slecht erkennen dat daar grenzen aan zijn. Het is moeilijk om de beperkingen van je vak te erkennen. Het idee heerst dat we zouden moeten streven naar zero suïcides en zero ondraaglijk lijden. Dat is een illusie.’

Champagne 

Een van de verhalen in het boek, dat naar verwachting dit jaar uitkomt, gaat over de dochter van een dominee. Kit: ‘Zij was met haar hoofd naar beneden van een brug afgesprongen, maar had dat overleefd. Ze had er wel een dwarslaesie door opgelopen en nog wilde haar arts haar niet helpen. Uiteindelijk kwam ze bij mij terecht. Haar moeder zei: “Wat ben ik blij dat ze niet in eenzaamheid is gestorven op dat fietspad.” De dominee was bang geweest dat ze haar toga wel aan de wilgen kon hangen als ze zou instemmen met de euthanasie van haar dochter, maar het tegendeel bleek waar. Het gezin heeft alleen maar begrip en steun gekregen van het dorp.’ Menno knikt en zegt: ‘Vooroordelen verbleken als het persoonlijk wordt.’

Kit: ‘Soms zeggen patiënten zich te zullen suïcideren als ik niet instem met euthanasie. Ik laat weten dat ik dat begrijp en dat dat mag. Maar ik zeg ook dat ik het geen goed idee vind, omdat iemand dan helemaal alleen sterft. Dus ik hoop op geduld. We mogen en willen nou eenmaal niet over één nacht ijs gaan. Het is dankbaar werk als je uiteindelijk iemands wens in vervulling kan laten gaan. Veel patiënten maken echt een feestje van het afscheid.’ Menno memoreert dat een van hen zingend het leven verliet. ‘I’m coming home, zong hij.’ Kit herinnert zich champagne bij een andere patiënt.

Tot twintig jaar geleden was de overtuiging dat je beter niet over suïcide kon praten. Inmiddels weten we hoe belangrijk het is het onderwerp juist wél bespreekbaar te maken. Ook in het kader van preventie. De behoefte uit het leven te stappen kan verminderen als er openlijk over de wens kan worden gesproken. Die emancipatie is nu ook nodig als het gaat om euthanasie in de psychiatrie, menen psychiaters Menno Oosterhoff en Kit Vanmechelen. Het taboe moet eraf. Daarom werken zij onder meer aan een boek over het onderwerp. •
Martien Versteegh