In deze rubriek bespreken Martien Versteegh en Marijke Hilhorst om beurten een selectie uit recent verschenen boeken die betrekking hebben op het levenseinde. Deze keer: Marijke Hilhorst.

in beeld


€ 20,99  

Meridiaan Uitgevers  


‘Die nacht lag ik wakker. Sara, naast me, sliep ook al niet. Ik keek naar haar bruine schouders, haar rug, die nog slank was voor haar negenenvijftig jaar, en vond troost in haar schoonheid.’ Met deze intense openingszin neemt Tomás González (1950) ons mee naar een ingrijpende gebeurtenis die twintig jaar geleden plaatsvond: de geplande dood van Jacobo, de oudste van de drie zonen in het gezin van David en Sara. 

Door een ernstig verkeers-ongeluk raakte Jacobo verlamd; hoop op herstel en moed omdat dat moet, hielden hem in leven. Drie jaar na zijn ontslag uit het ziekenhuis begonnen de ondraaglijke, want ‘helse pijnen’, juist in die delen van zijn lichaam waar hij niets zou moeten kunnen voelen. Daarna wilde hij maar één ding: dood. 

Met een van zijn jongere broers reisde hij naar Portland, Oregon, waar een zelfgekozen dood juridisch is toegestaan. Zijn ouders, familie en vrienden wachtten samen thuis in New York op het verlossende bericht. In hun bodemloze verdriet stond eenieder alleen. 

Twintig jaar na de dood van zijn zoon begint het boek met de terugblik. David is dan eind zeventig, al twee jaar weduwnaar, woont weer in Colombia, zijn geboorteland, en is vrijwel blind. Niet meer in staat te schilderen – hij was een succesvol kunstenaar – wendt David zich tot een ander medium dan verf om zijn gevoelens te uiten. Hij gaat op zoek naar woorden om de diepe schaduw te benoemen die de dood van zijn zoon over zijn leven wierp. Ondanks de pijn die hem dit doet, of misschien dankzij die pijn, ziet David schoonheid in het alledaagse van het leven. González weet dat, net als een gewone conversatie, toch diepte te geven. David beziet ook zijn latere leven met een schildersoog; zo beschrijft hij het als een ‘landschap van verlies’ en loopt het contrast tussen licht en donker als een rode draad door werk en leven. 

Het broze licht is een boek over de kracht van het leven en het aanvaarden van het verlies daarvan. González, die tot Colombia’s beste hedendaagse schrijvers wordt gerekend, zal met deze bescheiden, gevoelige roman ook de harten van Nederlandse lezers veroveren. Het verhaal raakte me diep door zijn rustige, observerende en beeldende manier van vertellen en door de diepe inzichten in leven, kunst, familie en verlies, zonder vals sentimenteel te worden. •


€ 20,00  

Prometheus

  


Bettina is geen familie van Huib Drion, de rechtsgeleerde die in 1991 een maatschappelijke discussie ontketende door te pleiten voor een middel waarmee ouderen die hun leven wilden beëindigen, dat op een humane manier konden doen. Daarna werd het (niet bestaande) middel ‘de pil van Drion’ genoemd. 

Bettina Drion (1968) is auteur en schrijfdocente. Drion is haar auteursnaam en over de naamsovereenkomst wordt ze vaak aangesproken. Die gesprekken brachten haar ertoe zich in het onderwerp te verdiepen. Ze hebben geleid tot het thema dat ze bij de kop neemt in deze roman: de mogelijke gevaren rond de beschikbaarheid van een zelfdodingsmiddel. 

De hoofdpersoon in het verhaal is Carol, een mantelzorger die ernstig gebukt gaat onder de zorg voor haar invalide man, van zie ze niet meer houdt. Als haar enige steun en toeverlaat, haar moeder, sterft, raakt ze langzaam maar zeker de greep op het leven kwijt en meent ze dat er nog maar één uitweg is. Een radicale.  

Na de laatste bladzijde was mijn eerste gedachte: een vaardig geschreven verhaal. Maar geraakt had het me niet. Nergens. Gek is dat, want het onderwerp boeit mij wel degelijk. Wat was het? De toon, de dialogen, die herinneringen opriepen aan meisjesboeken? De stukken over euthanasie die me troffen als schools. Toch zit de vaart erin en er zullen zeker lezers zijn die plezier beleven aan deze roman.  •


€ 20,00  

Lucht

  


Als student was Christiaan Rhodius (1977) al werkzaam in een hospice. Die ervaring deed hem kiezen voor het specialisme ouderenzorg. Uit Omdat we leven. Met zicht op het einde blijkt Rhodius, die sinds 2012 als arts verbonden is aan een hospice, een bevlogen pleitbezorger van palliatieve zorg. Belangrijkste vraag voor hem: hoe kan ik als dokter de patiënt comfort bieden? En dan gaat het om de mens, niet de ziekte. Wie het begrip ‘uitbehandeld’ laat vallen, jaagt hem op de kast: ‘We kunnen nog steeds handelen. Ik zoek naar waar de mens behoefte aan heeft in dat laatste, meest kwetsbare stukje van zijn leven. Dat is essentiële zorg. Nog te vaak zien zorgprofessionals alleen de ziekte en kijken ze onvoldoende naar de zieke mens.’   

Het boek omvat 21 vaak ontroerende verhalen over de ontmoetingen die Rhodius had en de gesprekken die hij voerde. Ze worden gevolgd door een reflectie daarop door professionals, vrijwilligers en nabestaanden, en – voor mij een nieuw technisch snufje – door QR-codes die leiden naar audiofragmenten en beeldmateriaal.

Zijn vraag waarom er in de behandelkamer niet wordt gepraat over die laatste levens-fase, gaf Rhodius zijn lijfspreuk in: ‘Als we de dood buiten beschouwing laten, doen we het leven te kort.’ Kortom, een boek dat gespreksstof te over levert om over de dood te praten, ermee te leren leven.  •


€ 22,50  

Online te bestellen (onder andere via laatstewil.nu)

  


Dit boek lijkt een reactie op de sire-campagne: De Dood, praat erover. Voor wie dat wil, kan het een geweldige hulp zijn want in De man die even dood wilde wordt uitvoerig gecorrespondeerd over het onderwerp. Jawel, hier is gekozen voor een klassieke stijlvorm: het brievenboek. Door Hans die, de vijftig net gepasseerd, besluit dat hij niet ouder wil worden dan 75. Hij wisselt daarover van gedachten met twee dierbare vrienden, Sofie en Maarten. Uiteraard verschillen hun karakters nogal zodat de kwestie vanuit verschillende hoeken kan worden benaderd. Een geslaagde poging van Marc Petit (1956) om lezers een handreiking te bieden over de dood – ook als die nog een eind weg is – na te denken en vooral te gaan praten. •


€ 19,95  

Koppernik

  


Om meerdere redenen is dit een intrigerend boek. Enkele dagen nadat de Franse conceptueel kunstenaar/fotograaf Édouard Levé (1965-2007) het manuscript van Zelfmoord – waarin hij terugblikt op de suïcide van een jeugdvriend en diens motieven probeert te achterhalen – bij zijn uitgever had ingeleverd, hing hij zichzelf op. Dat roept vragen op: heeft die vriend wel echt bestaan of is hij een fictief persoon? Schreef Levé om zijn eigen dood aan te kondigen? Of werd hij door het schrijven pas meegesleept in een doodswens? Wat is dit: een essay, een belijdenis of toch een roman? 

Al lezend blijf je zoeken naar antwoorden. Over de daad van zijn vriend zegt de auteur bijvoorbeeld: ‘Je zelfmoord is het belangrijkste statement van je leven, maar je zult er de vruchten niet van plukken.’ Gold dit ook voor Levé zelf? We zullen het nooit weten.

Kenmerkend voor deze kleine roman is de kalme, bijna laconieke manier van vertellen. Neem de openingsscène: ‘Op een zaterdag in augustus kom je in tennistenue met je vrouw het huis uit. Halverwege geef je te kennen dat je je racket bent vergeten. Je gaat het halen. (...) Je vrouw geniet van de zon. Een paar tellen later hoort ze een schot.’ 

Gaandeweg krijgen we een portret van de 25-jarige, nooit bij naam genoemde jongeman doordat Levé zijn herinneringen aan gedeelde ervaringen optekent. Het was iemand die zich afzijdig hield, liever luisterde dan sprak, slim was, somber, traag, kunstzinnig. Hij stopte met antidepressiva omdat die slechts zorgen voor ‘vals geluk’. Hij speelde een spel met de dood door zijn eigen grafzerk te ontwerpen en die te voorzien van een sterfdatum in de verre toekomst. Zodat bezoekers van de begraafplaats verbijsterd zouden stilstaan bij deze ongerijmdheid. Zoals nabestaanden van zelf-moordenaars vrijwel altijd met een hoofd vol vragen achterblijven.•

In deze rubriek bespreken Martien Versteegh en Marijke Hilhorst om beurten een selectie uit recent verschenen boeken die betrekking hebben op het levenseinde. Deze keer: Marijke Hilhorst.

in beeld


‘Die nacht lag ik wakker. Sara, naast me, sliep ook al niet. Ik keek naar haar bruine schouders, haar rug, die nog slank was voor haar negenenvijftig jaar, en vond troost in haar schoonheid.’ Met deze intense openingszin neemt Tomás González (1950) ons mee naar een ingrijpende gebeurtenis die twintig jaar geleden plaatsvond: de geplande dood van Jacobo, de oudste van de drie zonen in het gezin van David en Sara. 

Door een ernstig verkeers-ongeluk raakte Jacobo verlamd; hoop op herstel en moed omdat dat moet, hielden hem in leven. Drie jaar na zijn ontslag uit het ziekenhuis begonnen de ondraaglijke, want ‘helse pijnen’, juist in die delen van zijn lichaam waar hij niets zou moeten kunnen voelen. Daarna wilde hij maar één ding: dood. 

Met een van zijn jongere broers reisde hij naar Portland, Oregon, waar een zelfgekozen dood juridisch is toegestaan. Zijn ouders, familie en vrienden wachtten samen thuis in New York op het verlossende bericht. In hun bodemloze verdriet stond eenieder alleen. 

Twintig jaar na de dood van zijn zoon begint het boek met de terugblik. David is dan eind zeventig, al twee jaar weduwnaar, woont weer in Colombia, zijn geboorteland, en is vrijwel blind. Niet meer in staat te schilderen – hij was een succesvol kunstenaar – wendt David zich tot een ander medium dan verf om zijn gevoelens te uiten. Hij gaat op zoek naar woorden om de diepe schaduw te benoemen die de dood van zijn zoon over zijn leven wierp. Ondanks de pijn die hem dit doet, of misschien dankzij die pijn, ziet David schoonheid in het alledaagse van het leven. González weet dat, net als een gewone conversatie, toch diepte te geven. David beziet ook zijn latere leven met een schildersoog; zo beschrijft hij het als een ‘landschap van verlies’ en loopt het contrast tussen licht en donker als een rode draad door werk en leven. 

Het broze licht is een boek over de kracht van het leven en het aanvaarden van het verlies daarvan. González, die tot Colombia’s beste hedendaagse schrijvers wordt gerekend, zal met deze bescheiden, gevoelige roman ook de harten van Nederlandse lezers veroveren. Het verhaal raakte me diep door zijn rustige, observerende en beeldende manier van vertellen en door de diepe inzichten in leven, kunst, familie en verlies, zonder vals sentimenteel te worden. •


€ 20,99  

Meridiaan Uitgevers  


Bettina is geen familie van Huib Drion, de rechtsgeleerde die in 1991 een maatschappelijke discussie ontketende door te pleiten voor een middel waarmee ouderen die hun leven wilden beëindigen, dat op een humane manier konden doen. Daarna werd het (niet bestaande) middel ‘de pil van Drion’ genoemd. 

Bettina Drion (1968) is auteur en schrijfdocente. Drion is haar auteursnaam en over de naamsovereenkomst wordt ze vaak aangesproken. Die gesprekken brachten haar ertoe zich in het onderwerp te verdiepen. Ze hebben geleid tot het thema dat ze bij de kop neemt in deze roman: de mogelijke gevaren rond de beschikbaarheid van een zelfdodingsmiddel. 

De hoofdpersoon in het verhaal is Carol, een mantelzorger die ernstig gebukt gaat onder de zorg voor haar invalide man, van zie ze niet meer houdt. Als haar enige steun en toeverlaat, haar moeder, sterft, raakt ze langzaam maar zeker de greep op het leven kwijt en meent ze dat er nog maar één uitweg is. Een radicale.  

Na de laatste bladzijde was mijn eerste gedachte: een vaardig geschreven verhaal. Maar geraakt had het me niet. Nergens. Gek is dat, want het onderwerp boeit mij wel degelijk. Wat was het? De toon, de dialogen, die herinneringen opriepen aan meisjesboeken? De stukken over euthanasie die me troffen als schools. Toch zit de vaart erin en er zullen zeker lezers zijn die plezier beleven aan deze roman.  •


€ 20,00  

Prometheus

  


Als student was Christiaan Rhodius (1977) al werkzaam in een hospice. Die ervaring deed hem kiezen voor het specialisme ouderenzorg. Uit Omdat we leven. Met zicht op het einde blijkt Rhodius, die sinds 2012 als arts verbonden is aan een hospice, een bevlogen pleitbezorger van palliatieve zorg. Belangrijkste vraag voor hem: hoe kan ik als dokter de patiënt comfort bieden? En dan gaat het om de mens, niet de ziekte. Wie het begrip ‘uitbehandeld’ laat vallen, jaagt hem op de kast: ‘We kunnen nog steeds handelen. Ik zoek naar waar de mens behoefte aan heeft in dat laatste, meest kwetsbare stukje van zijn leven. Dat is essentiële zorg. Nog te vaak zien zorgprofessionals alleen de ziekte en kijken ze onvoldoende naar de zieke mens.’   

Het boek omvat 21 vaak ontroerende verhalen over de ontmoetingen die Rhodius had en de gesprekken die hij voerde. Ze worden gevolgd door een reflectie daarop door professionals, vrijwilligers en nabestaanden, en – voor mij een nieuw technisch snufje – door QR-codes die leiden naar audiofragmenten en beeldmateriaal.

Zijn vraag waarom er in de behandelkamer niet wordt gepraat over die laatste levens-fase, gaf Rhodius zijn lijfspreuk in: ‘Als we de dood buiten beschouwing laten, doen we het leven te kort.’ Kortom, een boek dat gespreksstof te over levert om over de dood te praten, ermee te leren leven.  •


€ 20,00  

Lucht

  


Dit boek lijkt een reactie op de sire-campagne: De Dood, praat erover. Voor wie dat wil, kan het een geweldige hulp zijn want in De man die even dood wilde wordt uitvoerig gecorrespondeerd over het onderwerp. Jawel, hier is gekozen voor een klassieke stijlvorm: het brievenboek. Door Hans die, de vijftig net gepasseerd, besluit dat hij niet ouder wil worden dan 75. Hij wisselt daarover van gedachten met twee dierbare vrienden, Sofie en Maarten. Uiteraard verschillen hun karakters nogal zodat de kwestie vanuit verschillende hoeken kan worden benaderd. Een geslaagde poging van Marc Petit (1956) om lezers een handreiking te bieden over de dood – ook als die nog een eind weg is – na te denken en vooral te gaan praten. •


€ 22,50  

Online te bestellen (onder andere via laatstewil.nu)

  


Om meerdere redenen is dit een intrigerend boek. Enkele dagen nadat de Franse conceptueel kunstenaar/fotograaf Édouard Levé (1965-2007) het manuscript van Zelfmoord – waarin hij terugblikt op de suïcide van een jeugdvriend en diens motieven probeert te achterhalen – bij zijn uitgever had ingeleverd, hing hij zichzelf op. Dat roept vragen op: heeft die vriend wel echt bestaan of is hij een fictief persoon? Schreef Levé om zijn eigen dood aan te kondigen? Of werd hij door het schrijven pas meegesleept in een doodswens? Wat is dit: een essay, een belijdenis of toch een roman? 

Al lezend blijf je zoeken naar antwoorden. Over de daad van zijn vriend zegt de auteur bijvoorbeeld: ‘Je zelfmoord is het belangrijkste statement van je leven, maar je zult er de vruchten niet van plukken.’ Gold dit ook voor Levé zelf? We zullen het nooit weten.

Kenmerkend voor deze kleine roman is de kalme, bijna laconieke manier van vertellen. Neem de openingsscène: ‘Op een zaterdag in augustus kom je in tennistenue met je vrouw het huis uit. Halverwege geef je te kennen dat je je racket bent vergeten. Je gaat het halen. (...) Je vrouw geniet van de zon. Een paar tellen later hoort ze een schot.’ 

Gaandeweg krijgen we een portret van de 25-jarige, nooit bij naam genoemde jongeman doordat Levé zijn herinneringen aan gedeelde ervaringen optekent. Het was iemand die zich afzijdig hield, liever luisterde dan sprak, slim was, somber, traag, kunstzinnig. Hij stopte met antidepressiva omdat die slechts zorgen voor ‘vals geluk’. Hij speelde een spel met de dood door zijn eigen grafzerk te ontwerpen en die te voorzien van een sterfdatum in de verre toekomst. Zodat bezoekers van de begraafplaats verbijsterd zouden stilstaan bij deze ongerijmdheid. Zoals nabestaanden van zelf-moordenaars vrijwel altijd met een hoofd vol vragen achterblijven.•


€ 19,95  

Koppernik