‘Je bent te laat’, zei de oude vriend van haar moeder tegen Rosanne. En hij ging door op dezelfde verwijtende toon: ‘Te laat. Hoe heb je het zover kunnen laten komen? Je weet dat je moeder dit niet wilde. Nooit, nooit zou ze naar een verpleeghuis gaan. Ook niet als ze zou gaan dementeren. Al haar wensen, tot in het kleinste detail, had ze op papier gezet; we hebben die samen een goed jaar geleden nog doorgenomen voor ze opnieuw naar de huisarts ging om haar euthanasiewensen te bespreken. Jij hebt het bewust een stap te ver laten komen en zo het onvoorwaardelijke vertrouwen dat ze in jou had beschaamd, ook al zit ze, zoals jij beweert, in het fijnste huis dat er bestaat en heb je kosten noch moeite gespaard dat te vinden.’
Tot hier had Rosanne (48) oom Walter (83) laten begaan; nu maakte ze met een voor haar ongewoon fel handgebaar en tranen in haar ogen een einde aan zijn woordenstroom. ‘Genoeg!’
Een korte tijd zaten ze stil bij elkaar. De thee was koud geworden. De koekjes waren niet aangeraakt. Walter keek uit het raam naar het park waar juist een groene wolk grasparkieten uit een nog kale boom opsteeg, trok toen een hagelwitte zakdoek uit zijn colbertzak om daarmee omslachtig zijn bril te poetsen.
Rosanne doorbrak met zachte stem de stilte. ‘Ik weet dat je heel veel van mama houdt en dat dit je verdriet doet. Maar voor mij geldt hetzelfde. Ik durf gerust te zeggen dat het de ergste dag van mijn leven was, de dag dat ik haar naar Florentijn bracht en zij mij in de auto liet weten na de lunch toch liever met mij terug naar huis te gaan. Misselijk was ik van verdriet, wanhoop, angst, vermoeidheid.
Net als jij had ik haar graag dit lot willen besparen en je weet dat ik haar altijd heb gesteund. Maar bij haar bleek, ondanks mijn aanmoediging dat wel te doen, op het moment suprême de urgentie verdwenen om actie te ondernemen. Niemand, ook u niet, mag van mij, haar enige dochter, vragen dan de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor haar dood. Niet ik, zij was te laat.’
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst
‘Je bent te laat’, zei de oude vriend van haar moeder tegen Rosanne. En hij ging door op dezelfde verwijtende toon: ‘Te laat. Hoe heb je het zover kunnen laten komen? Je weet dat je moeder dit niet wilde. Nooit, nooit zou ze naar een verpleeghuis gaan. Ook niet als ze zou gaan dementeren. Al haar wensen, tot in het kleinste detail, had ze op papier gezet; we hebben die samen een goed jaar geleden nog doorgenomen voor ze opnieuw naar de huisarts ging om haar euthanasiewensen te bespreken. Jij hebt het bewust een stap te ver laten komen en zo het onvoorwaardelijke vertrouwen dat ze in jou had beschaamd, ook al zit ze, zoals jij beweert, in het fijnste huis dat er bestaat en heb je kosten noch moeite gespaard dat te vinden.’
Tot hier had Rosanne (48) oom Walter (83) laten begaan; nu maakte ze met een voor haar ongewoon fel handgebaar en tranen in haar ogen een einde aan zijn woordenstroom. ‘Genoeg!’
Een korte tijd zaten ze stil bij elkaar. De thee was koud geworden. De koekjes waren niet aangeraakt. Walter keek uit het raam naar het park waar juist een groene wolk grasparkieten uit een nog kale boom opsteeg, trok toen een hagelwitte zakdoek uit zijn colbertzak om daarmee omslachtig zijn bril te poetsen.
Rosanne doorbrak met zachte stem de stilte. ‘Ik weet dat je heel veel van mama houdt en dat dit je verdriet doet. Maar voor mij geldt hetzelfde. Ik durf gerust te zeggen dat het de ergste dag van mijn leven was, de dag dat ik haar naar Florentijn bracht en zij mij in de auto liet weten na de lunch toch liever met mij terug naar huis te gaan. Misselijk was ik van verdriet, wanhoop, angst, vermoeidheid.
Net als jij had ik haar graag dit lot willen besparen en je weet dat ik haar altijd heb gesteund. Maar bij haar bleek, ondanks mijn aanmoediging dat wel te doen, op het moment suprême de urgentie verdwenen om actie te ondernemen. Niemand, ook u niet, mag van mij, haar enige dochter, vragen dan de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor haar dood. Niet ik, zij was te laat.’
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst