Bij de NVVE werken zo’n 140 vrijwilligers. Ze doen presentaties, helpen bij bijeenkomsten, leggen huisbezoeken af en ondersteunen leden bij al hun vragen rond het levenseinde. Om beurten beschrijven vrijwilligers in Relevant een ervaring uit de praktijk. Deze keer: Hans van Amstel-Jonker.

Een jaar later nam de familie opnieuw contact met ons op. Na enkele recente bloedinkjes was de situatie dusdanig achteruitgegaan dat mevrouw helemaal niet meer kon communiceren. De arts stelde echter ook vast dat er geen lijden meer zichtbaar was. Mevrouw kon het ook niet meer benoemen. En dat is nu precies een van de zorgvuldigheidseisen voor euthanasie: de arts moet ervan overtuigd zijn dat er sprake is van (uitzichtloos en) ondraaglijk lijden. De familie beriep zich op de eerdere wilsverklaringen. Die vervingen toch het mondelinge verzoek als de opsteller dit niet meer kenbaar kon maken? 

De familie was enorm teleurgesteld. Wel bleek dat de familie eerder al wel gesprekken had gevoerd met de arts. Ze vonden het toen te moeilijk om haar toekomstig lijden concreet te bespreken, met als gevolg dat de arts nu het ondraaglijk lijden niet meer kon constateren. De arts zou zeker door de SCEN-arts en de toetsingscommissie worden aangesproken op de afwezigheid van – zichtbaar – ondraaglijk lijden. 

Wat bij mij van deze ervaring is bijgebleven, is de indruk dat de schriftelijke wilsverklaring toch een beetje gezien werd als een soort ‘tegoedbon voor euthanasie’. Ooit opgesteld en in te wisselen op een moment naar keuze. Dat werkt in de praktijk niet zo. 

Dit alles bracht mij wel op de volgende gedachte: hoe zou het zijn als we allemaal onze wensen ten aanzien van ons levenseinde eenmalig kunnen vastleggen in een ‘tegoedbon, te besteden op een moment naar keuze’? Dat klinkt prima, maar leidt weer tot heel andere vragen. Eén ding is zeker: het verzilveren van mijn tegoedbon van de NVVE was minder ingewikkeld. Ik heb een dinertje geboekt. •  

Hans van Amstel-Jonker

EEN
TEGOEDBON 
VOOR EUTHANASIE

Rond de jaarwisseling kregen wij, de vrijwilligers van de NVVE, een cadeaubon als dank voor onze inzet. Ik ben er blij mee. Met zo’n tegoedbon kan ik zelf kiezen waaraan ik hem besteed. Beter dan dat iemand voor mij bedenkt dat ik een glazen schaal, een pizzaoven, een doos etenswaren of een fleecedeken kan gebruiken. Een cadeaubon is een vorm van zelfbeschikking.  

Ik was in die tijd in gesprek met de familie van een NVVE-lid. De moeder had anderhalf jaar daarvoor een aantal kleine hersenbloedingen gehad en besefte dat haar wellicht meer te wachten stond. Iedere nieuwe bloeding richt hersenschade aan en kan fataal zijn. Samen met haar familie besloot ze destijds wilsverklaringen op te stellen, waaronder een euthanasieverzoek als ze uitzichtloos en ondraaglijk zou lijden aan de aantasting van haar fysieke en geestelijke onafhankelijkheid. 

Na een half jaar verslechterde haar situatie en kwam ik opnieuw met haar en de familie in contact. Mevrouw kon inmiddels vrij slecht communiceren. Ze was nooit zo’n prater geweest en liet sowieso weinig zien van wat ze dacht en voelde. Ik adviseerde haar en haar familie om vooral intensief contact te blijven houden met de arts om haar verdere achteruitgang te bewaken. Alleen dan kan op tijd tot levensbeëindiging of het stoppen van behandelingen worden overgegaan.

Bij de NVVE werken zo’n 140 vrijwilligers. Ze doen presentaties, helpen bij bijeenkomsten, leggen huisbezoeken af en ondersteunen leden bij al hun vragen rond het levenseinde. Om beurten beschrijven vrijwilligers in Relevant een ervaring uit de praktijk. Deze keer: Hans van Amstel-Jonker.

Een jaar later nam de familie opnieuw contact met ons op. Na enkele recente bloedinkjes was de situatie dusdanig achteruitgegaan dat mevrouw helemaal niet meer kon communiceren. De arts stelde echter ook vast dat er geen lijden meer zichtbaar was. Mevrouw kon het ook niet meer benoemen. En dat is nu precies een van de zorgvuldigheidseisen voor euthanasie: de arts moet ervan overtuigd zijn dat er sprake is van (uitzichtloos en) ondraaglijk lijden. De familie beriep zich op de eerdere wilsverklaringen. Die vervingen toch het mondelinge verzoek als de opsteller dit niet meer kenbaar kon maken? 

De familie was enorm teleurgesteld. Wel bleek dat de familie eerder al wel gesprekken had gevoerd met de arts. Ze vonden het toen te moeilijk om haar toekomstig lijden concreet te bespreken, met als gevolg dat de arts nu het ondraaglijk lijden niet meer kon constateren. De arts zou zeker door de SCEN-arts en de toetsingscommissie worden aangesproken op de afwezigheid van – zichtbaar – ondraaglijk lijden. 

Wat bij mij van deze ervaring is bijgebleven, is de indruk dat de schriftelijke wilsverklaring toch een beetje gezien werd als een soort ‘tegoedbon voor euthanasie’. Ooit opgesteld en in te wisselen op een moment naar keuze. Dat werkt in de praktijk niet zo. 

Dit alles bracht mij wel op de volgende gedachte: hoe zou het zijn als we allemaal onze wensen ten aanzien van ons levenseinde eenmalig kunnen vastleggen in een ‘tegoedbon, te besteden op een moment naar keuze’? Dat klinkt prima, maar leidt weer tot heel andere vragen. Eén ding is zeker: het verzilveren van mijn tegoedbon van de NVVE was minder ingewikkeld. Ik heb een dinertje geboekt. •  

Hans van Amstel-Jonker

EEN TEGOEDBON 
VOOR EUTHANASIE

Rond de jaarwisseling kregen wij, de vrijwilligers van de NVVE, een cadeaubon als dank voor onze inzet. Ik ben er blij mee. Met zo’n tegoedbon kan ik zelf kiezen waaraan ik hem besteed. Beter dan dat iemand voor mij bedenkt dat ik een glazen schaal, een pizzaoven, een doos etenswaren of een fleecedeken kan gebruiken. Een cadeaubon is een vorm van zelfbeschikking.  

Ik was in die tijd in gesprek met de familie van een NVVE-lid. De moeder had anderhalf jaar daarvoor een aantal kleine hersenbloedingen gehad en besefte dat haar wellicht meer te wachten stond. Iedere nieuwe bloeding richt hersenschade aan en kan fataal zijn. Samen met haar familie besloot ze destijds wilsverklaringen op te stellen, waaronder een euthanasieverzoek als ze uitzichtloos en ondraaglijk zou lijden aan de aantasting van haar fysieke en geestelijke onafhankelijkheid. 

Na een half jaar verslechterde haar situatie en kwam ik opnieuw met haar en de familie in contact. Mevrouw kon inmiddels vrij slecht communiceren. Ze was nooit zo’n prater geweest en liet sowieso weinig zien van wat ze dacht en voelde. Ik adviseerde haar en haar familie om vooral intensief contact te blijven houden met de arts om haar verdere achteruitgang te bewaken. Alleen dan kan op tijd tot levensbeëindiging of het stoppen van behandelingen worden overgegaan.