Hoe vaak had haar jongste broer niet gezegd dat dit geen leven meer was. En hij hoefde het niet eens te zeggen: ze had sinds ze de zorg voor hem op zich had genomen de pijn gezien, zijn lichaam in een kramp, de ogen toegeknepen, de handen tot vuisten gebald. De dood verborg zich niet eens meer achter een gordijn maar stond pontificaal midden in de kamer waar ook het hoge bed stond.
Gisteren nog dacht Petra dat er geen ontkomen meer aan was dus belde ze zijn dochters die uit alle hoeken van het land en van over de grens toesnelden, de jongste met haar tweeling die ze nog zelf voedde.
Binnen de kortste keren waren de bedden opgemaakt, onder de vleugel vond iemand plaats voor een opgepompt luchtbed en op de bank was een slaapzak uitgerold. Het huis leek te klein voor zoveel mensen.
Toch vonden ze allemaal een plek, alsof het een dassenburcht was met onvermoede gangen en deuren die toegang gaven tot weer een kamer.
Jasper wist niet of hij door alle drukte heen geslapen had of dat hij eigenlijk nooit meer sliep. Hij noemde het een tussenstaat waarin hij leefde, van pijn naar pijn. Jawel, hij mocht dood van de dokters. De huisarts en de SCEN-arts waren akkoord, zelfs de kinderen hadden uiteindelijk toegegeven.
Maar hij zei nee. Nee, vandaag niet. Morgen misschien, of overmorgen.
Het waren juist die gruwelijke pijnaanvallen, ontdekte Jasper bij toeval, die hem deden beseffen dat hij leefde. Dat hij nog leefde.
Hij had het als een revelatie ervaren, vertelde hij zijn kinderen ‘s avonds laat toen ze hem welterusten kwamen zeggen; de tranen stroomden nog langs zijn wangen van de emoties die hij had ondergaan. Een beetje spelend met zijn iPad stuitte hij op een YouTube-filmpje waarin Mercedes Sosa en Joan Baez samen Gracias a La Vida zongen.
‘Het lied’, stamelde hij, ‘gaat over alles waarvoor je dankbaar kunt zijn in het leven. De goede en de minder goede dingen. Het leven heeft me veel gegeven. Zo veel. En ik ben er vaak slordig mee omgesprongen.’
Toen het huis de volgende ochtend wakker werd, de een na de ander even bij Jasper had gezeten en hij zijn hand op de kale kopjes van de tweeling had gelegd, viel hij in slaap. En ontwaakte niet meer. •
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst
Hoe vaak had haar jongste broer niet gezegd dat dit geen leven meer was. En hij hoefde het niet eens te zeggen: ze had sinds ze de zorg voor hem op zich had genomen de pijn gezien, zijn lichaam in een kramp, de ogen toegeknepen, de handen tot vuisten gebald. De dood verborg zich niet eens meer achter een gordijn maar stond pontificaal midden in de kamer waar ook het hoge bed stond.
Gisteren nog dacht Petra dat er geen ontkomen meer aan was dus belde ze zijn dochters die uit alle hoeken van het land en van over de grens toesnelden, de jongste met haar tweeling die ze nog zelf voedde.
Binnen de kortste keren waren de bedden opgemaakt, onder de vleugel vond iemand plaats voor een opgepompt luchtbed en op de bank was een slaapzak uitgerold. Het huis leek te klein voor zoveel mensen.
Toch vonden ze allemaal een plek, alsof het een dassenburcht was met onvermoede gangen en deuren die toegang gaven tot weer een kamer.
Jasper wist niet of hij door alle drukte heen geslapen had of dat hij eigenlijk nooit meer sliep. Hij noemde het een tussenstaat waarin hij leefde, van pijn naar pijn. Jawel, hij mocht dood van de dokters. De huisarts en de SCEN-arts waren akkoord, zelfs de kinderen hadden uiteindelijk toegegeven.
Maar hij zei nee. Nee, vandaag niet. Morgen misschien, of overmorgen.
Het waren juist die gruwelijke pijnaanvallen, ontdekte Jasper bij toeval, die hem deden beseffen dat hij leefde. Dat hij nog leefde.
Hij had het als een revelatie ervaren, vertelde hij zijn kinderen ‘s avonds laat toen ze hem welterusten kwamen zeggen; de tranen stroomden nog langs zijn wangen van de emoties die hij had ondergaan. Een beetje spelend met zijn iPad stuitte hij op een YouTube-filmpje waarin Mercedes Sosa en Joan Baez samen Gracias a La Vida zongen.
‘Het lied’, stamelde hij, ‘gaat over alles waarvoor je dankbaar kunt zijn in het leven. De goede en de minder goede dingen. Het leven heeft me veel gegeven. Zo veel. En ik ben er vaak slordig mee omgesprongen.’
Toen het huis de volgende ochtend wakker werd, de een na de ander even bij Jasper had gezeten en hij zijn hand op de kale kopjes van de tweeling had gelegd, viel hij in slaap. En ontwaakte niet meer. •
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst