Voor de twee jonge, sportieve, succesvolle vrouwen kwam het leven abrupt tot stilstand door ziekte. Lidewey (toen 35) kreeg in 2021 corona en worstelt nog steeds met long covid. Philippine (toen 28) kreeg in 2017 een hersenbloeding met onder meer als gevolg uitvalsverschijnselen in het linkerdeel van haar lichaam. Samen schreven ze dit boek over de lessen die ze in hun herstelperiode leerden.
In de eerste fase is het sleutelwoord ‘overleven’. Gevolgd door het begrip ‘herstellen’; beiden dachten dat het zoiets was als herstel van een griepje: je elke dag een beetje beter voelen tot je weer boven Jan bent. Maar zij ervoeren dat herstel geen lineair proces is, wel dat het gepaard gaat met tegenslag, terugval, en dat het een enorme opgave is dat je ondanks wilskracht en doorzettingsvermogen soms niet bereikt waar je op doelt: je oude leven terug krijgen. Dan komt het aan op leren verdragen want accepteren is te veel gevraagd. De vrouwen gaan in op kwesties als: hoe houd je de moed erin? Hoe ga je om met de eenzaamheid van het ziekzijn? Wat biedt nog reden tot vreugde? Hoe laat je vrienden en familie weten wat jij nodig hebt? Ze gidsen je samen door ziek zijn en je weg vinden. •
Philippine Putman Cramer en
Lidewey van Noord
Uitgeverij Business Contact
Het is een duivels dilemma voor elke psychiater die een euthanasieverzoek krijgt van zijn patiënt: wel euthanasie verlenen betekent een eind aan het lijden, maar verlies van leven. Geen euthanasie betekent behoud van leven, maar doorgaan van het ondraaglijk lijden. Misschien nog wel tientallen jaren.
Hoe ernstig en langdurig dit lijden kan zijn, wordt geïllustreerd door de vele en lange dagboekfragmenten van Esther Beukema, die terecht als derde auteur wordt vermeld. Esther was een van de ongeveer 800 personen die jaarlijks een euthanasiewens uiten omdat ze ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden en een van de zeer weinigen die deze wens in vervulling zagen gaan. In haar dagboek schrijft ze over de welhaast onneembare hordes die getrotseerd moeten worden. Alleen al de wachttijden zijn zo lang dat sommigen dan maar tot zelfdoding overgaan, altijd eenzaam en meestal gewelddadig. Wij hebben haar in liefde laten gaan, zegt haar moeder, als je kind zo lijdt is dit het ultieme houden van.
Psychiater Menno Oosterhoff neigde lang naar een negatieve respons op een verzoek, maar is door zijn vakgenoot Kit van Mechelen, die ook als SCEN-arts werkzaam is voor Expertisecentrum Euthanasie, en door zijn ervaringen in de praktijk tot andere gedachten gekomen. Toch is dit vooral een onderzoekend boek. Voors en tegens komen aan bod, twijfels over euthanasie bij psychisch lijden worden verkend. En dat is buitengewoon waardevol. •
Laat me gaan
Menno Oosterhoff, Kit van Mechelen, Esther Beukema
Uitgeverij Lucht
Onno Bosman, de partner van Ella Vogelaar (1949-2019), heeft haar ‘bijna veertig jaar in liefde gekend’ en nog een zeven jaren daarvoor ‘door intensieve samenwerking’. Zij was zijn grote liefde.
Schrijven deed hij altijd al: dagboeken, herinneringen aan hun seksspelletjes, fragmenten die Ella hem dicteerde, verslagen van hun vele, verre reizen en samen publiceerden ze een boek over de twintig maanden dat zij minister was.
De jas met alle kleuren bevat interessante biografische informatie over de relatie met haar ouders, haar successen en haar twijfels, haar kwetsbaarheid die ze vakkundig verborg en haar zelfgekozen, eenzame dood, maar ook de schrijver is dominant aanwezig. Door zijn relatie met Ella heeft hij weet van intieme details die wat mij betreft buiten het boek hadden mogen blijven.
Ondanks haar succesvolle loopbaan kampte Ella met terugkerende depressies waarvoor ze professionele hulp zocht en kreeg maar steeds weer verzette zij zich tegen de medicatie door de pillen op te sparen in plaats van ze te slikken. Tot haar doodswens het won van de wil om te leven. Bosma hoopt dat zijn boek bijdraagt aan een maatschappelijk debat over euthanasie en mensen die zwaar psychisch lijden. •
Onno Bosma
Uitgeverij Ambo Anthos
Vrijwel aan het begin van dit familie-epos zakt Oskar van Bohemen door de knieën op Schiphol, ergens tussen gate D12 en D14, en sterft.
De alleswetende verteller van deze roman belooft te proberen een beeld van deze ongrijpbare man op te roepen en neemt daar ruim 370 pagina’s voor. Te beginnen met dat wat bekend is over Oskar: ‘Hij is een zoon, een ex-echtgenoot, en hij is vader van drie volwassen kinderen, in chronologische volgorde: Tessel (1981), Moor (1985) en Cat (1989). Met hun moeder Elise heeft hij al jaren geen contact meer. Dat hij nog vrijwel dagelijks aan haar denkt weet niemand, misschien maar beter ook.’
Vervolgens geeft de verteller het woord aan de levenden die achterblijven, de drie kinderen en de ex, die om beurten hun licht werpen op de vader, de ex-echtgenoot, de patriarch, de minnaar, de oude man die uiteindelijk van iedereen vervreemd leek. Hoe weinig weten we van elkaar; zelfs van de mensen van wie we houden, constateert Tessel.
Hoewel nergens sentimenteel is het uiteraard ook, of misschien vooral, een boek over rouw want het speelt zich af in de vier weken vanaf de plotselinge dood van Oskar tot aan het uitstrooien van de as hetgeen, om het verhaal mooi rond te maken, op een voormalige landingsbaan plaatsvindt.
Een van de laatste regels luidt: ‘Zelfs zij die vertrekken verdwijnen niet.’ En dat is waar de schrijver het bewijs voor levert met zijn boeiende roman. Het is niet alleen alsof het portret van Oskar langzaam opdoemt in het ontwikkelbad waarin de foto ligt maar ook worden de contouren van de kinderen duidelijker zichtbaar. En niet alleen voor de lezers, maar alsof Tessel, Moor en Cat allemaal in de donkere kamer mee staan te kijken hoe ze groeien in hun nieuwe rol van zoon, dochter naar man en schrijfster. In die zin is het een wordingsgeschiedenis. De dood biedt kansen om de ander echt te leren kennen. Ook de dode zelf. •
Daan Heerma van Voss
Uitgeverij Atlas Contact
Het boek is geschreven ‘voor ongeneeslijk zieke mannen en de mensen om hen heen.’ Het staat op de kaft. Mannen, zo weet Kasper Klaarenbeek, hebben een typische manier om met tegenslag, emoties, uitdagingen en angsten om te gaan. Zijn woorden, niet de mijne.
Toch reikt hij ruimhartig niet alleen mannen handvatten aan hoe te leven als je niet meer beter wordt, maar ‘ook de mensen die de patiënt daarbij willen ondersteunen en begeleiden’. Laten dat nu vaak vrouwen zijn.
Het is een buitengewoon praktisch boek, gericht op wat er nog wél kan. Vakkundig – Klaarenbeek is zelfstandig organisatieadviseur – geeft hij oefeningen om jezelf in deze ingewikkelde levensfase beter te leren kennen, te begrijpen en hoe verbinding met de mensen om je heen te versterken. Het viel Klaarenbeek op dat hij, eenmaal ongeneeslijk ziek, geen andere mannelijke kankerpatiënten trof met wie hij van gedachten kon wisselen. Reden waarom hij een digitale lotgenotenclub oprichtte.
Het boek heeft – mede door de harde kaft – iets van een lesboek en is nadrukkelijk niet bedoeld om in één keer uit te lezen. Er zijn lees- en doe-hoofdstukken die onderwerpen aansnijden als rouwen (want dat is wat je doet als je kwaliteit van leven moet inleveren), relatieproblemen (zijn huwelijk dreigde op de klippen te lopen), over wat er allemaal op je af komt (veel), over genieten (vier wat er te vieren valt) en wat je moet doen om je naasten niet met al te veel rafelranden achter te laten.
Zelden een zo helder geschreven en informatief boek onder ogen gehad; hier kunnen alle ongeneeslijk zieke patiënten mee aan de slag. En het lijkt me compleet. Kers op de taart: Klaarenbeek is ook nog eens in staat deze zware kost op een luchtige toon te serveren en de vormgevers wisten de tafel fraai te dekken. Een voorbeeldig werk. •
Kasper Klaarenbeek
Uitgeverij AnderZ
MARIJKE HILHORST
Voor de twee jonge, sportieve, succesvolle vrouwen kwam het leven abrupt tot stilstand door ziekte. Lidewey (toen 35) kreeg in 2021 corona en worstelt nog steeds met long covid. Philippine (toen 28) kreeg in 2017 een hersenbloeding met onder meer als gevolg uitvalsverschijnselen in het linkerdeel van haar lichaam. Samen schreven ze dit boek over de lessen die ze in hun herstelperiode leerden.
In de eerste fase is het sleutelwoord ‘overleven’. Gevolgd door het begrip ‘herstellen’; beiden dachten dat het zoiets was als herstel van een griepje: je elke dag een beetje beter voelen tot je weer boven Jan bent. Maar zij ervoeren dat herstel geen lineair proces is, wel dat het gepaard gaat met tegenslag, terugval, en dat het een enorme opgave is dat je ondanks wilskracht en doorzettingsvermogen soms niet bereikt waar je op doelt: je oude leven terug krijgen. Dan komt het aan op leren verdragen want accepteren is te veel gevraagd. De vrouwen gaan in op kwesties als: hoe houd je de moed erin? Hoe ga je om met de eenzaamheid van het ziekzijn? Wat biedt nog reden tot vreugde? Hoe laat je vrienden en familie weten wat jij nodig hebt? Ze gidsen je samen door ziek zijn en je weg vinden. •
Het is een duivels dilemma voor elke psychiater die een euthanasieverzoek krijgt van zijn patiënt: wel euthanasie verlenen betekent een eind aan het lijden, maar verlies van leven. Geen euthanasie betekent behoud van leven, maar doorgaan van het ondraaglijk lijden. Misschien nog wel tientallen jaren.
Hoe ernstig en langdurig dit lijden kan zijn, wordt geïllustreerd door de vele en lange dagboekfragmenten van Esther Beukema, die terecht als derde auteur wordt vermeld. Esther was een van de ongeveer 800 personen die jaarlijks een euthanasiewens uiten omdat ze ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden en een van de zeer weinigen die deze wens in vervulling zagen gaan. In haar dagboek schrijft ze over de welhaast onneembare hordes die getrotseerd moeten worden. Alleen al de wachttijden zijn zo lang dat sommigen dan maar tot zelfdoding overgaan, altijd eenzaam en meestal gewelddadig. Wij hebben haar in liefde laten gaan, zegt haar moeder, als je kind zo lijdt is dit het ultieme houden van.
Psychiater Menno Oosterhoff neigde lang naar een negatieve respons op een verzoek, maar is door zijn vakgenoot Kit van Mechelen, die ook als SCEN-arts werkzaam is voor Expertisecentrum Euthanasie, en door zijn ervaringen in de praktijk tot andere gedachten gekomen. Toch is dit vooral een onderzoekend boek. Voors en tegens komen aan bod, twijfels over euthanasie bij psychisch lijden worden verkend. En dat is buitengewoon waardevol. •
Laat me gaan
Menno Oosterhoff, Kit van Mechelen, Esther Beukema
Uitgeverij Lucht
Philippine Putman Cramer en
Lidewey van Noord
Uitgeverij Business Contact
Onno Bosman, de partner van Ella Vogelaar (1949-2019), heeft haar ‘bijna veertig jaar in liefde gekend’ en nog een zeven jaren daarvoor ‘door intensieve samenwerking’. Zij was zijn grote liefde.
Schrijven deed hij altijd al: dagboeken, herinneringen aan hun seksspelletjes, fragmenten die Ella hem dicteerde, verslagen van hun vele, verre reizen en samen publiceerden ze een boek over de twintig maanden dat zij minister was.
De jas met alle kleuren bevat interessante biografische informatie over de relatie met haar ouders, haar successen en haar twijfels, haar kwetsbaarheid die ze vakkundig verborg en haar zelfgekozen, eenzame dood, maar ook de schrijver is dominant aanwezig. Door zijn relatie met Ella heeft hij weet van intieme details die wat mij betreft buiten het boek hadden mogen blijven.
Ondanks haar succesvolle loopbaan kampte Ella met terugkerende depressies waarvoor ze professionele hulp zocht en kreeg maar steeds weer verzette zij zich tegen de medicatie door de pillen op te sparen in plaats van ze te slikken. Tot haar doodswens het won van de wil om te leven. Bosma hoopt dat zijn boek bijdraagt aan een maatschappelijk debat over euthanasie en mensen die zwaar psychisch lijden. •
Onno Bosma
Uitgeverij Ambo Anthos
Vrijwel aan het begin van dit familie-epos zakt Oskar van Bohemen door de knieën op Schiphol, ergens tussen gate D12 en D14, en sterft.
De alleswetende verteller van deze roman belooft te proberen een beeld van deze ongrijpbare man op te roepen en neemt daar ruim 370 pagina’s voor. Te beginnen met dat wat bekend is over Oskar: ‘Hij is een zoon, een ex-echtgenoot, en hij is vader van drie volwassen kinderen, in chronologische volgorde: Tessel (1981), Moor (1985) en Cat (1989). Met hun moeder Elise heeft hij al jaren geen contact meer. Dat hij nog vrijwel dagelijks aan haar denkt weet niemand, misschien maar beter ook.’
Vervolgens geeft de verteller het woord aan de levenden die achterblijven, de drie kinderen en de ex, die om beurten hun licht werpen op de vader, de ex-echtgenoot, de patriarch, de minnaar, de oude man die uiteindelijk van iedereen vervreemd leek. Hoe weinig weten we van elkaar; zelfs van de mensen van wie we houden, constateert Tessel.
Hoewel nergens sentimenteel is het uiteraard ook, of misschien vooral, een boek over rouw want het speelt zich af in de vier weken vanaf de plotselinge dood van Oskar tot aan het uitstrooien van de as hetgeen, om het verhaal mooi rond te maken, op een voormalige landingsbaan plaatsvindt.
Een van de laatste regels luidt: ‘Zelfs zij die vertrekken verdwijnen niet.’ En dat is waar de schrijver het bewijs voor levert met zijn boeiende roman. Het is niet alleen alsof het portret van Oskar langzaam opdoemt in het ontwikkelbad waarin de foto ligt maar ook worden de contouren van de kinderen duidelijker zichtbaar. En niet alleen voor de lezers, maar alsof Tessel, Moor en Cat allemaal in de donkere kamer mee staan te kijken hoe ze groeien in hun nieuwe rol van zoon, dochter naar man en schrijfster. In die zin is het een wordingsgeschiedenis. De dood biedt kansen om de ander echt te leren kennen. Ook de dode zelf. •
Daan Heerma van Voss
Uitgeverij Atlas Contact
Het boek is geschreven ‘voor ongeneeslijk zieke mannen en de mensen om hen heen.’ Het staat op de kaft. Mannen, zo weet Kasper Klaarenbeek, hebben een typische manier om met tegenslag, emoties, uitdagingen en angsten om te gaan. Zijn woorden, niet de mijne.
Toch reikt hij ruimhartig niet alleen mannen handvatten aan hoe te leven als je niet meer beter wordt, maar ‘ook de mensen die de patiënt daarbij willen ondersteunen en begeleiden’. Laten dat nu vaak vrouwen zijn.
Het is een buitengewoon praktisch boek, gericht op wat er nog wél kan. Vakkundig – Klaarenbeek is zelfstandig organisatieadviseur – geeft hij oefeningen om jezelf in deze ingewikkelde levensfase beter te leren kennen, te begrijpen en hoe verbinding met de mensen om je heen te versterken. Het viel Klaarenbeek op dat hij, eenmaal ongeneeslijk ziek, geen andere mannelijke kankerpatiënten trof met wie hij van gedachten kon wisselen. Reden waarom hij een digitale lotgenotenclub oprichtte.
Het boek heeft – mede door de harde kaft – iets van een lesboek en is nadrukkelijk niet bedoeld om in één keer uit te lezen. Er zijn lees- en doe-hoofdstukken die onderwerpen aansnijden als rouwen (want dat is wat je doet als je kwaliteit van leven moet inleveren), relatieproblemen (zijn huwelijk dreigde op de klippen te lopen), over wat er allemaal op je af komt (veel), over genieten (vier wat er te vieren valt) en wat je moet doen om je naasten niet met al te veel rafelranden achter te laten.
Zelden een zo helder geschreven en informatief boek onder ogen gehad; hier kunnen alle ongeneeslijk zieke patiënten mee aan de slag. En het lijkt me compleet. Kers op de taart: Klaarenbeek is ook nog eens in staat deze zware kost op een luchtige toon te serveren en de vormgevers wisten de tafel fraai te dekken. Een voorbeeldig werk. •
Kasper Klaarenbeek
Uitgeverij AnderZ
MARIJKE HILHORST