Foto: Frank Ruiter • Camerastills: Joost van Herwijnen
Altijd weer de echte mens
In de films van Anne-Marieke Graafmans (1975), allemaal goed voor diverse prijzen en nominaties, staat altijd de mens centraal, kwetsbaar en veerkrachtig. Zo portretteert zij in haar afstudeerfilm Als ik jou niet had (2011) een ouder stel op roadtrip, dat vreugde deelt maar ook een diep verdriet om grote verliezen. In Volgens protocol (2015) legt ze de hoge druk vast waaronder centralisten in meldkamer 112 moeten werken. In de korte documentaire Zie je me, hoor je me brengt ze de veelbewogen lockdown-maanden van 2020 in beeld van de bewoners, familie en zorgmedewerkers van een verpleeghuis. Het levert haar in 2021 een Gouden Kalf op. Graafmans woont samen met cameraman Joost van Herwijnen en hun dochter van 10.
Benieuwd naar de serie korte films die Graafmans maakte voor de NVVE? Hier vindt u ze: nvve.nl/wilsverklaringen/praat-erover-met-naasten/
Heeft dat je kijk op het leven veranderd?
‘Met wat ik allemaal heb gezien en meegemaakt op de spoedeisende hulp was mijn instelling sowieso al: mensen, het kan zomaar voorbij zijn, geniet er alsjeblieft van. Maar tijdens die eindeloze aanvallen dacht ik geregeld: dit lijden is onverenigbaar met het leven. Tegelijkertijd zag ik het niet zitten om de stekker eruit te trekken. Daarvoor hecht ik te veel aan mijn bestaan en ik heb een lief gezin waarvoor ik er wil zijn. Waar ligt dan mijn grens? Daar ben ik niet uit. En dat is oké voor mij. Godzijdank heb ik die keuze niet hoeven maken.’
Juist vanwege dat soort dubbele lagen gaat geen van je films de kijker in de koude kleren zitten. En jou zelf ongetwijfeld ook niet. Hoe houd je dat vol?
‘De documentaire Zie je me, hoor je me die ik tijdens coronatijd maakte (zie kader) was inderdaad heel pittig. Ik heb zoveel onmacht gezien in het verpleeghuis, stervende familieleden afscheid zien nemen via Skype, ik heb er echt van moeten bijkomen. Daarom kies ik in mijn volgende documentaire voor een meer luchtige insteek: ik ben nu een groep ouderen aan het volgen die met elkaar een rockband vormen. Zelf zing ik er al een jaar in mee en beleef er veel plezier aan. Het zijn zulke bijzondere mensen met veelbewogen levens achter zich. Ik wil ermee laten zien dat je niet afgeschreven bent op je oude dag. Je kunt ook creatief bezig zijn, samen en vol passie. Met rockmuziek, bijvoorbeeld.’ •
Foto: Maurits Giesen
Inmiddels combineer je beide werelden. Wat biedt dat jou?
‘Scherp kijken naar mensen en snel hun behoeften inschatten zit in het DNA van medewerkers op de spoedeisende hulp. Daar heb ik in mijn werk als filmmaker veel baat bij. In korte tijd weet ik mensen gerust te stellen, waardoor het hen lukt om zich in hun compleetheid te tonen, inclusief hun kwetsbare kanten. Zo kan ik de dubbele lagen van ons leven laten zien, dat is nu eenmaal niet zwart-wit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit mijn film Alles is gezegd. Hoofdpersoon Wim, hij is inmiddels overleden, was volledig verlamd. Hoe kun je daarin berusten, vraag je je af. Maar Wim kon nog wel één vinger bewegen en daarmee bediende hij zijn spraakcomputer. Precies dat hield hem levenslustig. Ongelooflijk, toch? Zie je wel, denk ik dan weer, ieder mens heeft zo zijn eigen grenzen.’
Jij bent ook flink ziek geweest, tien jaar geleden. Hoe heeft dat je beïnvloed?
‘Toen ik halverwege de dertig was, kreeg ik de ziekte van Ménière, een evenwichtsziekte. Soms had ik wel twee aanvallen per dag van drie à vier uur. Dan kon ik niks, ik hoorde nauwelijks meer iets, verloor alle evenwicht. Op een gegeven moment durfde ik zelfs het huis niet meer uit, ik was wanhopig. Gelukkig kwam ik in contact met een arts die in België een nieuwe operatietechniek toepaste die in Nederland nog in de onderzoeksfase zit. Dat was een zegen voor mij, het heeft geholpen. Als ik mezelf niet voorbijloop, kan ik weer goed functioneren.’
Heb je zelf heldere wensen rondom je levenseinde?
‘Nee, helemaal niet, ik ben juist een ontzettende twijfelkont en heb een grote vrees voor de dood. Misschien dat ik er daarom zo graag het gesprek over aanga, omdat ik daarmee ook mijn eigen gedachten kan vormen. Ik vind de mensen die hebben meegedaan aan de NVVE-filmpjes ongelofelijk krachtig en voel enorme trots en respect voor ze. Ze staan voor zichzelf, en in de interactie met hun dierbaren zie je dat dat beide partijen helpt.’
Zelf ben je ook best van de uitgesproken keuzes. Na 25 jaar werken op de spoedeisende hulp gooide je in 2006 het roer om en schreef je je in voor de Filmacademie. Waarom?
‘Werken op de spoedeisende hulp was intens, prachtig en veeleisend. Door de permanente spanning is het teamverband hecht en met elkaar kun je korte tijd veel voor mensen betekenen. Maar na de zoveelste reanimatie van een kind was mijn emmer vol. Ik was 31 en verlangde naar een nieuwe wereld. Dat is film geworden. Al snapte niemand mijn stap. Je hebt toch een goed vak geleerd en een mooie baan?, hoorde ik telkens. Is ook zo, en ik kan altijd terug, antwoordde ik dan. En dat is ook gebeurd.’
Hoe verliepen die gesprekken?
‘Doorgaans opende ik met: ik weet echt niet hoe ik er zelf in sta, ik vind het leven veel te leuk. Hoe zit dat bij u, bent u met de dood bezig? Dat leverde zulke waardevolle uitwisselingen op. Zonder pasklare antwoorden, maar die zocht ik ook niet. Ons doel was vooral om het onderwerp levenseinde bespreekbaar te maken en de mensen aan het denken te zetten.’
Heb je ook een euthanasie uitgevoerd?
‘Samen met de huisarts was ik er een aantal keer bij betrokken. Zowel bij het voortraject als praktisch, bij het aanleggen van het infuus. Ja, de spanning en emotie maakten indruk. Net als de overtuiging van de patiënt.’
Die kordaatheid zie je ook terug bij de geportretteerden in je korte films voor de NVVE. Waarom wilde je de serie maken?
‘Vooral om te laten zien hoeveel inzicht mensen kunnen krijgen door na te denken over hun wilsverklaring. En wat het brengt om er met hun dierbaren over te spreken, óók over twijfels en worstelingen. Want dat is ook een boodschap van de films: je mag je altijd bedenken, blijf open. Het gaat om het goede gesprek, je plant altijd weer een zaadje, zet iets in gang. Net als in mijn andere films was het vooral mijn doel om bewustwording te kweken en mensen uit te dagen: kijk, praten over de dood is niet eng; het betekent niet dat je morgen sterft. Met dat doel laat ik deze films in mijn lessen ook zien aan PA’s in opleiding.’
Even om te beginnen: wat doe je als physician assistant precies?
‘Het is een vrij onbekende tak van sport in de zorg. Van oorsprong verpleegkundige ben ik later in mijn loopbaan opgeleid om zelfstandig medische taken uit te voeren ter ondersteuning van een specialist in een ziekenhuis of huisartsenpraktijk. In mijn geval ben ik als PA taken van huisartsen gaan overnemen. Ik heb een aantal jaren in een Amsterdamse praktijk en een verzorgingshuis gewerkt. Tegenwoordig geef ik vooral les aan toekomstige PA’s op Hogeschool Inholland.’
Kreeg je in de huisartsenpraktijk veel te maken met vragen over het levenseinde?
‘Opvallend veel patiënten vroegen of we hulp boden bij euthanasie. En dan zei ik: zolang de wet dat toelaat kunnen we erover praten. Om beter inzicht te krijgen in de gedachten en wensen van onze patiënten rondom de dood besloten we dat ik langs zou gaan bij onze 65-pluspatiënten. Dat zijn flink wat huisbezoeken geworden, allemaal even nuttig en gepaard met veel koekjes en koffie.’
‘Over mijn eigen levenseinde
ben ik een twijfelkont’
Filmmaker en zorgverlener Anne-Marieke Graafmans (48) laat zich niet in hokjes vangen. 25 jaar werkte ze als verpleegkundige op de spoedeisende hulp toen ze besloot het roer om te gooien en een opleiding te volgen tot filmregisseur. Sindsdien maakt ze rauwe films over mensenlevens, vol gevoel, en wint ze er prijzen mee (zie kader). Toch blijft de zorg trekken. Tegenwoordig combineert ze haar regisseursloopbaan met werk als physician assistant (PA), eerst in een huisartsenpraktijk en later als docent van physician assistants in opleiding. • Teus Lebbing
Foto: Frank Ruiter
Camerastills: Joost van Herwijnen
Benieuwd naar de serie korte films die Graafmans maakte voor de NVVE? Hier vindt u ze: nvve.nl/wilsverklaringen/praat-erover-met-naasten/
Altijd weer de echte mens
In de films van Anne-Marieke Graafmans (1975), allemaal goed voor diverse prijzen en nominaties, staat altijd de mens centraal, kwetsbaar en veerkrachtig. Zo portretteert zij in haar afstudeerfilm Als ik jou niet had (2011) een ouder stel op roadtrip, dat vreugde deelt maar ook een diep verdriet om grote verliezen. In Volgens protocol (2015) legt ze de hoge druk vast waaronder centralisten in meldkamer 112 moeten werken. In de korte documentaire Zie je me, hoor je me brengt ze de veelbewogen lockdown-maanden van 2020 in beeld van de bewoners, familie en zorgmedewerkers van een verpleeghuis. Het levert haar in 2021 een Gouden Kalf op. Graafmans woont samen met cameraman Joost van Herwijnen en hun dochter van 10.
Heeft dat je kijk op het leven veranderd?
‘Met wat ik allemaal heb gezien en meegemaakt op de spoedeisende hulp was mijn instelling sowieso al: mensen, het kan zomaar voorbij zijn, geniet er alsjeblieft van. Maar tijdens die eindeloze aanvallen dacht ik geregeld: dit lijden is onverenigbaar met het leven. Tegelijkertijd zag ik het niet zitten om de stekker eruit te trekken. Daarvoor hecht ik te veel aan mijn bestaan en ik heb een lief gezin waarvoor ik er wil zijn. Waar ligt dan mijn grens? Daar ben ik niet uit. En dat is oké voor mij. Godzijdank heb ik die keuze niet hoeven maken.’
Juist vanwege dat soort dubbele lagen gaat geen van je films de kijker in de koude kleren zitten. En jou zelf ongetwijfeld ook niet. Hoe houd je dat vol?
‘De documentaire Zie je me, hoor je me die ik tijdens coronatijd maakte (zie kader) was inderdaad heel pittig. Ik heb zoveel onmacht gezien in het verpleeghuis, stervende familieleden afscheid zien nemen via Skype, ik heb er echt van moeten bijkomen. Daarom kies ik in mijn volgende documentaire voor een meer luchtige insteek: ik ben nu een groep ouderen aan het volgen die met elkaar een rockband vormen. Zelf zing ik er al een jaar in mee en beleef er veel plezier aan. Het zijn zulke bijzondere mensen met veelbewogen levens achter zich. Ik wil ermee laten zien dat je niet afgeschreven bent op je oude dag. Je kunt ook creatief bezig zijn, samen en vol passie. Met rockmuziek, bijvoorbeeld.’ •
Foto: Maurits Giesen
Heb je zelf heldere wensen rondom je levenseinde?
‘Nee, helemaal niet, ik ben juist een ontzettende twijfelkont en heb een grote vrees voor de dood. Misschien dat ik er daarom zo graag het gesprek over aanga, omdat ik daarmee ook mijn eigen gedachten kan vormen. Ik vind de mensen die hebben meegedaan aan de NVVE-filmpjes ongelofelijk krachtig en voel enorme trots en respect voor ze. Ze staan voor zichzelf, en in de interactie met hun dierbaren zie je dat dat beide partijen helpt.’
Zelf ben je ook best van de uitgesproken keuzes. Na 25 jaar werken op de spoedeisende hulp gooide je in 2006 het roer om en schreef je je in voor de Filmacademie. Waarom?
‘Werken op de spoedeisende hulp was intens, prachtig en veeleisend. Door de permanente spanning is het teamverband hecht en met elkaar kun je korte tijd veel voor mensen betekenen. Maar na de zoveelste reanimatie van een kind was mijn emmer vol. Ik was 31 en verlangde naar een nieuwe wereld. Dat is film geworden. Al snapte niemand mijn stap. Je hebt toch een goed vak geleerd en een mooie baan?, hoorde ik telkens. Is ook zo, en ik kan altijd terug, antwoordde ik dan. En dat is ook gebeurd.’
Inmiddels combineer je beide werelden. Wat biedt dat jou?
‘Scherp kijken naar mensen en snel hun behoeften inschatten zit in het DNA van medewerkers op de spoedeisende hulp. Daar heb ik in mijn werk als filmmaker veel baat bij. In korte tijd weet ik mensen gerust te stellen, waardoor het hen lukt om zich in hun compleetheid te tonen, inclusief hun kwetsbare kanten. Zo kan ik de dubbele lagen van ons leven laten zien, dat is nu eenmaal niet zwart-wit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit mijn film Alles is gezegd. Hoofdpersoon Wim, hij is inmiddels overleden, was volledig verlamd. Hoe kun je daarin berusten, vraag je je af. Maar Wim kon nog wel één vinger bewegen en daarmee bediende hij zijn spraakcomputer. Precies dat hield hem levenslustig. Ongelooflijk, toch? Zie je wel, denk ik dan weer, ieder mens heeft zo zijn eigen grenzen.’
Jij bent ook flink ziek geweest, tien jaar geleden. Hoe heeft dat je beïnvloed?
‘Toen ik halverwege de dertig was, kreeg ik de ziekte van Ménière, een evenwichtsziekte. Soms had ik wel twee aanvallen per dag van drie à vier uur. Dan kon ik niks, ik hoorde nauwelijks meer iets, verloor alle evenwicht. Op een gegeven moment durfde ik zelfs het huis niet meer uit, ik was wanhopig. Gelukkig kwam ik in contact met een arts die in België een nieuwe operatietechniek toepaste die in Nederland nog in de onderzoeksfase zit. Dat was een zegen voor mij, het heeft geholpen. Als ik mezelf niet voorbijloop, kan ik weer goed functioneren.’
Hoe verliepen die gesprekken?
‘Doorgaans opende ik met: ik weet echt niet hoe ik er zelf in sta, ik vind het leven veel te leuk. Hoe zit dat bij u, bent u met de dood bezig? Dat leverde zulke waardevolle uitwisselingen op. Zonder pasklare antwoorden, maar die zocht ik ook niet. Ons doel was vooral om het onderwerp levenseinde bespreekbaar te maken en de mensen aan het denken te zetten.’
Heb je ook een euthanasie uitgevoerd?
‘Samen met de huisarts was ik er een aantal keer bij betrokken. Zowel bij het voortraject als praktisch, bij het aanleggen van het infuus. Ja, de spanning en emotie maakten indruk. Net als de overtuiging van de patiënt.’
Die kordaatheid zie je ook terug bij de geportretteerden in je korte films voor de NVVE. Waarom wilde je de serie maken?
‘Vooral om te laten zien hoeveel inzicht mensen kunnen krijgen door na te denken over hun wilsverklaring. En wat het brengt om er met hun dierbaren over te spreken, óók over twijfels en worstelingen. Want dat is ook een boodschap van de films: je mag je altijd bedenken, blijf open. Het gaat om het goede gesprek, je plant altijd weer een zaadje, zet iets in gang. Net als in mijn andere films was het vooral mijn doel om bewustwording te kweken en mensen uit te dagen: kijk, praten over de dood is niet eng; het betekent niet dat je morgen sterft. Met dat doel laat ik deze films in mijn lessen ook zien aan PA’s in opleiding.’
Even om te beginnen: wat doe je als physician assistant precies?
‘Het is een vrij onbekende tak van sport in de zorg. Van oorsprong verpleegkundige ben ik later in mijn loopbaan opgeleid om zelfstandig medische taken uit te voeren ter ondersteuning van een specialist in een ziekenhuis of huisartsenpraktijk. In mijn geval ben ik als PA taken van huisartsen gaan overnemen. Ik heb een aantal jaren in een Amsterdamse praktijk en een verzorgingshuis gewerkt. Tegenwoordig geef ik vooral les aan toekomstige PA’s op Hogeschool Inholland.’
Kreeg je in de huisartsenpraktijk veel te maken met vragen over het levenseinde?
‘Opvallend veel patiënten vroegen of we hulp boden bij euthanasie. En dan zei ik: zolang de wet dat toelaat kunnen we erover praten. Om beter inzicht te krijgen in de gedachten en wensen van onze patiënten rondom de dood besloten we dat ik langs zou gaan bij onze 65-pluspatiënten. Dat zijn flink wat huisbezoeken geworden, allemaal even nuttig en gepaard met veel koekjes en koffie.’
‘Over mijn eigen levenseinde
ben ik een twijfelkont’
Filmmaker en zorgverlener Anne-Marieke Graafmans (48) laat zich niet in hokjes vangen. 25 jaar werkte ze als verpleegkundige op de spoedeisende hulp toen ze besloot het roer om te gooien en een opleiding te volgen tot filmregisseur. Sindsdien maakt ze rauwe films over mensenlevens, vol gevoel, en wint ze er prijzen mee (zie kader). Toch blijft de zorg trekken. Tegenwoordig combineert ze haar regisseurs-loopbaan met werk als physician assistant (PA), eerst in een huisartsenpraktijk en later als docent van physician assistants in opleiding. • Teus Lebbing