Xaviera Hollander, in 1943 geboren als Xaviera de Vries in Soerabaja, voormalig Nederlands-Indië, werd begin jaren zeventig wereldberoemd door haar boek The Happy Hooker: My Own Story, waarin ze openhartig schrijft over haar ervaringen als luxe callgirl in New York. Weer terug in Nederland maakte ze onder andere naam met haar adviesrubriek over seksuele problemen in het tijdschrift Penthouse, ’Call me Madam’ werd 35 jaar lang gretig gelezen. Later werd Hollander actief als theaterproducente en woonde ze afwisselend in Amsterdam en Marbella, Spanje. Daarnaast is ze altijd blijven schrijven over haar leven en erotische avonturen. In totaal verschenen er dertig boeken in vijf talen van haar hand, met als sluitstuk haar memoires, de trilogie Wall Talk (2024). Sinds 2007 runt ze samen met haar echtgenoot Philip een Bed & Breakfast in de hoofdstad: Xaviera’s Happy House.
Xaviera Hollander wil sterven zoals ze heeft geleefd
‘I want to get out with a bang. Zoals ik geleefd heb, wil ik ook eindigen: als grande dame’

FOTO: FRANK RUITER
AFSCHEID VOL THEATER
‘En nu? Dat is de grote vraag. In geen geval wil ik lijdzaam aftakelen zoals mijn geliefde ouders. Met hulp van een NVVE-consulent ben ik mijn wilsverklaring aan het opstellen. Het liefst zou ik mijn dood tot in de puntjes regisseren. Mijn grote wens is dat ik op een zomerse dag – ik ben dol op warmte – hier in de woonkamer, op mijn eigen bed en omgeven door mijn beste vrienden mijn laatste levensteug uitblaas. Een dag later gevolgd door een big en glamorous party waar ik bekend om ben, vol theater, dans en ongetwijfeld een striptease act. I want to get out with a bang. Zoals ik geleefd heb, wil ik ook eindigen: als grande dame.’
•
OMARMEN
‘Ook op mij hebben de littekens uit de oorlog vat gehouden. De aanblik van prikkeldraad kan ik niet verdragen. Ik heb nog steeds angst voor het donker en ben altijd rusteloos gebleven. Ik weet nog goed hoe mijn vader me als meisje naar een kinderpsychiater liet gaan, omdat ik nooit stil kon zitten en zo rebelleerde. Sessies lang heb ik daar gezeten en nooit stuurde de man een rekening. Toen mijn vader daar eens naar informeerde, reageerde hij: “Je dochter is zo’n goede storyteller, ze is zo entertaining, daar ga ik geen geld voor vragen.” Dat is mijn overlevingsmechanisme geworden: ik kan mijn omgeving goed in de watten leggen en vermaken. Waar in de wereld ik ook geleefd heb, ik maakte er een feestje van en zorgde voor anderen. En nog steeds hoor. Ik kom mijn huis bijna niet meer uit, maar ontvang veel bezoek. Zowel de gasten van onze Bed & Breakfast als vrienden en bekenden, allemaal kunnen ze hier hun hart uitstorten. Ik doe niets liever dan mensen omarmen.’
‘Ik heb al twintig jaar last van osteoporose, mijn botten zijn poreus. Dagelijks leef ik met pijn in mijn gewrichten en bewegen is dangerous business. Mijn man Philip zorgt goed voor me, maar hoe lang wil ik dit bestaan volhouden? Ik ben aan huis gebonden, kom nauwelijks meer ergens. De gasten van de B&B geven leuke reuring en ik schrijf nog steeds graag, maar om eerlijk te zijn, vind ik weinig nog de moeite waard. Mijn ogen worden slechter en het idee dat we aan de rand van een nieuwe wereldoorlog staan, maakt me bepaald niet levenslustiger. Zoals ik ook in mijn memoires schrijf: I’m still happy, but basically I’ve been there, and done it.’
VERLANGEN NAAR DE DOOD
‘Een laatste fase zoals die van mijn ouders wens ik mezelf niet toe. Mijn leven lang heb ik mijn eigen koers gevaren en dat wil ik tot mijn einde blijven doen. Ik heb altijd een fascinatie voor de dood gehad, als klein meisje verlangde ik er al naar. Dood betekent voor mij rust, weg van angst en stress. Dat heeft ongetwijfeld met mijn onveilige jeugd te maken. Ik ben geboren in Soerabaja, de hoofdstad van Oost-Java. Drie weken na mijn komst werden we gevangengenomen, de eerste twee jaren van mijn leven heb ik samen met mijn moeder doorgebracht in Kamp Tjideng, dat berucht was vanwege de uitermate wrede commandant Sonei die er de scepter zwaaide. We werden gescheiden van mijn vader. Hij was arts en directeur van het ziekenhuis van Soerabaja en moest van de bezetters in verschillende kampen medische taken uitvoeren. Daar heeft hij vele levens weten te redden, maar hij heeft ook flink geleden, is diverse malen gefolterd. Als kind kon ik het natuurlijk niet bevatten welke gruwelijkheden mijn ouders hebben doorstaan. Zo begreep ik pas later hoezeer mijn moeder was afgeranseld, omdat ze voedsel had proberen te regelen voor mij, toen ik doodziek was door de dysenterie. Wekenlang lag ze voor dood in het lijkenhuis, als een wonder is ze blijven leven en vond mij terug in de barak, waar ik met dank aan de toewijding van een verre tante en nichtje enigszins was hersteld. Het trauma uit de kampen zijn mijn ouders nooit kwijtgeraakt, noch de zorg om hun dochter.’
'Mijn moeders arts reageerde resoluut toen ze hem om hulp vroeg.‘‘We mogen patiënten niet helpen om hun leven vroegtijdig te beëindigen”, zei hij. Het was in 1999, mijn moeder woog niet meer dan 45 kilo, ze was zo verzwakt en wilde niets liever dan sterven. “Hoe eerder, hoe beter”, bezwoer ze de dokter, maar die hield voet bij stuk. Het was een katholiek ziekenhuis, euthanasie was uit den boze, zelfs al zou mijn moeder alle formulieren ondertekend hebben. De enige optie die hij aanreikte, was de behandeling stop te zetten en haar, naast pijnstillers, geen voedsel, vocht en medicijnen meer toe te dienen.’
‘Ik zag de afschuw op mijn moeders gezicht, maar zo is het wel gegaan. Ik ben niet van haar zijde geweken; heb zelfs stiekem nog een mandarijn voor haar gepeld en wat van het sap over haar lippen uitgedruppeld, daar genoot ze van. Het waren drie intense dagen, waarin mijn moeder steeds meer weggleed. Ze ging zelfs Indisch praten, terug naar vroeger. Met de toegewijde zorg van de verpleegkundigen, van haar geliefde en mij is ze op 84-jarige leeftijd uiteindelijk vredig ingeslapen.’
‘Mijn vader, wie ik adoreerde, was dertig jaar eerder al overleden. Rap na de oorlog zijn we als gezin naar Amsterdam-Zuid verhuisd. Ondanks het kille welkom dat alle Indiëgangers ten deel viel, vonden we er min of meer onze draai. Naast zijn werk als arts leefde mijn vader zich uit in artistieke kringen. Hij hield van schilderen en schrijven; auteur Simon Vestdijk, die hij nog kende van zijn geneeskundeopleiding, was zijn boezemvriend. Maar mijn vaders wereld werd plots heel klein toen hij in 1964 zijn eerste ernstige beroerte kreeg. Hij raakte aan een rolstoel gekluisterd, kon niks meer zelfstandig en leefde als een soort levende mummie. Mijn moeder heeft hem trouw verzorgd, tot hij na negen vernederende jaren overleed.’
Na een kleurrijk leven vol ups en downs bezint ‘Happy Hooker’ Xaviera Hollander (81) zich op haar laatste fase. Als het even kan, houdt ze tot het einde de touwtjes in handen. Zoals ze geleefd heeft, wil ze ook sterven: als grande dame. • Teus Lebbing
‘Het liefst zou ik mijn dood tot in de puntjes regisseren’


Xaviera Hollander, in 1943 geboren als Xaviera de Vries in Soerabaja, voormalig Nederlands-Indië, werd begin jaren zeventig wereldberoemd door haar boek The Happy Hooker: My Own Story, waarin ze openhartig schrijft over haar ervaringen als luxe callgirl in New York. Weer terug in Nederland maakte ze onder andere naam met haar adviesrubriek over seksuele problemen in het tijdschrift Penthouse, ’Call me Madam’ werd 35 jaar lang gretig gelezen. Later werd Hollander actief als theaterproducente en woonde ze afwisselend in Amsterdam en Marbella, Spanje. Daarnaast is ze altijd blijven schrijven over haar leven en erotische avonturen. In totaal verschenen er dertig boeken in vijf talen van haar hand, met als sluitstuk haar memoires, de trilogie Wall Talk (2024). Sinds 2007 runt ze samen met haar echtgenoot Philip een Bed & Breakfast in de hoofdstad: Xaviera’s Happy House.
Na een kleurrijk leven vol ups en downs bezint ‘Happy Hooker’ Xaviera Hollander (81) zich op haar laatste fase. Als het even kan, houdt ze tot het einde de touwtjes in handen. Zoals ze geleefd heeft, wil ze ook sterven: als grande dame. • Teus Lebbing
FOTO'S: FRANK RUITER
'Mijn moeders arts reageerde resoluut toen ze hem om hulp vroeg.‘‘We mogen patiënten niet helpen om hun leven vroegtijdig te beëindigen”, zei hij. Het was in 1999, mijn moeder woog niet meer dan 45 kilo, ze was zo verzwakt en wilde niets liever dan sterven. “Hoe eerder, hoe beter”, bezwoer ze de dokter, maar die hield voet bij stuk. Het was een katholiek ziekenhuis, euthanasie was uit den boze, zelfs al zou mijn moeder alle formulieren ondertekend hebben. De enige optie die hij aanreikte, was de behandeling stop te zetten en haar, naast pijnstillers, geen voedsel, vocht en medicijnen meer toe te dienen.’
‘Ik zag de afschuw op mijn moeders gezicht, maar zo is het wel gegaan. Ik ben niet van haar zijde geweken; heb zelfs stiekem nog een mandarijn voor haar gepeld en wat van het sap over haar lippen uitgedruppeld, daar genoot ze van. Het waren drie intense dagen, waarin mijn moeder steeds meer weggleed. Ze ging zelfs Indisch praten, terug naar vroeger. Met de toegewijde zorg van de verpleegkundigen, van haar geliefde en mij is ze op 84-jarige leeftijd uiteindelijk vredig ingeslapen.’
‘Mijn vader, wie ik adoreerde, was dertig jaar eerder al overleden. Rap na de oorlog zijn we als gezin naar Amsterdam-Zuid verhuisd. Ondanks het kille welkom dat alle Indiëgangers ten deel viel, vonden we er min of meer onze draai. Naast zijn werk als arts leefde mijn vader zich uit in artistieke kringen. Hij hield van schilderen en schrijven; auteur Simon Vestdijk, die hij nog kende van zijn geneeskunde-opleiding, was zijn boezemvriend. Maar mijn vaders wereld werd plots heel klein toen hij in 1964 zijn eerste ernstige beroerte kreeg. Hij raakte aan een rolstoel gekluisterd, kon niks meer zelfstandig en leefde als een soort levende mummie. Mijn moeder heeft hem trouw verzorgd, tot hij na negen vernederende jaren overleed.’
VERLANGEN NAAR DE DOOD
‘Een laatste fase zoals die van mijn ouders wens ik mezelf niet toe. Mijn leven lang heb ik mijn eigen koers gevaren en dat wil ik tot mijn einde blijven doen. Ik heb altijd een fascinatie voor de dood gehad, als klein meisje verlangde ik er al naar. Dood betekent voor mij rust, weg van angst en stress. Dat heeft ongetwijfeld met mijn onveilige jeugd te maken. Ik ben geboren in Soerabaja, de hoofdstad van Oost-Java. Drie weken na mijn komst werden we gevangengenomen, de eerste twee jaren van mijn leven heb ik samen met mijn moeder doorgebracht in Kamp Tjideng, dat berucht was vanwege de uitermate wrede commandant Sonei die er de scepter zwaaide. We werden gescheiden van mijn vader. Hij was arts en directeur van het ziekenhuis van Soerabaja en moest van de bezetters in verschillende kampen medische taken uitvoeren. Daar heeft hij vele levens weten te redden, maar hij heeft ook flink geleden, is diverse malen gefolterd. Als kind kon ik het natuurlijk niet bevatten welke gruwelijkheden mijn ouders hebben doorstaan. Zo begreep ik pas later hoezeer mijn moeder was afgeranseld, omdat ze voedsel had proberen te regelen voor mij, toen ik doodziek was door de dysenterie. Wekenlang lag ze voor dood in het lijkenhuis, als een wonder is ze blijven leven en vond mij terug in de barak, waar ik met dank aan de toewijding van een verre tante en nichtje enigszins was hersteld. Het trauma uit de kampen zijn mijn ouders nooit kwijtgeraakt, noch de zorg om hun dochter.’
OMARMEN
‘Ook op mij hebben de littekens uit de oorlog vat gehouden. De aanblik van prikkeldraad kan ik niet verdragen. Ik heb nog steeds angst voor het donker en ben altijd rusteloos gebleven. Ik weet nog goed hoe mijn vader me als meisje naar een kinderpsychiater liet gaan, omdat ik nooit stil kon zitten en zo rebelleerde. Sessies lang heb ik daar gezeten en nooit stuurde de man een rekening. Toen mijn vader daar eens naar informeerde, reageerde hij: “Je dochter is zo’n goede storyteller, ze is zo entertaining, daar ga ik geen geld voor vragen.” Dat is mijn overlevingsmechanisme geworden: ik kan mijn omgeving goed in de watten leggen en vermaken. Waar in de wereld ik ook geleefd heb, ik maakte er een feestje van en zorgde voor anderen. En nog steeds hoor. Ik kom mijn huis bijna niet meer uit, maar ontvang veel bezoek. Zowel de gasten van onze Bed & Breakfast als vrienden en bekenden, allemaal kunnen ze hier hun hart uitstorten. Ik doe niets liever dan mensen omarmen.’
‘Ik heb al twintig jaar last van osteoporose, mijn botten zijn poreus. Dagelijks leef ik met pijn in mijn gewrichten en bewegen is dangerous business. Mijn man Philip zorgt goed voor me, maar hoe lang wil ik dit bestaan volhouden? Ik ben aan huis gebonden, kom nauwelijks meer ergens. De gasten van de B&B geven leuke reuring en ik schrijf nog steeds graag, maar om eerlijk te zijn, vind ik weinig nog de moeite waard. Mijn ogen worden slechter en het idee dat we aan de rand van een nieuwe wereldoorlog staan, maakt me bepaald niet levenslustiger. Zoals ik ook in mijn memoires schrijf: I’m still happy, but basically I’ve been there, and done it.’
AFSCHEID VOL THEATER
‘En nu? Dat is de grote vraag. In geen geval wil ik lijdzaam aftakelen zoals mijn geliefde ouders. Met hulp van een NVVE-consulent ben ik mijn wilsverklaring aan het opstellen. Het liefst zou ik mijn dood tot in de puntjes regisseren. Mijn grote wens is dat ik op een zomerse dag – ik ben dol op warmte – hier in de woonkamer, op mijn eigen bed en omgeven door mijn beste vrienden mijn laatste levensteug uitblaas. Een dag later gevolgd door een big en glamorous party waar ik bekend om ben, vol theater, dans en ongetwijfeld een striptease act. I want to get out with a bang. Zoals ik geleefd heb, wil ik ook eindigen: als grande dame.’ •
‘Het liefst zou ik mijn dood tot in de puntjes regisseren’
Xaviera Hollander wil sterven zoals ze heeft geleefd
