Annemarie Bolsius stelde zichzelf voor als 82-jarige vrouw, niet bedlegerig, wel ernstig lijdend aan twee onbehandelbare aandoeningen: dunnevezelneuropathie (DVN) en hartfalen. Haar man Geert, de huisarts, de cardioloog en de neuroloog ondersteunden het euthanasieverzoek, maar haar in Portugal wonende zoon had er veel moeite mee. Waarschijnlijk in de hoop dat zij van haar voornemen zou afzien, vroeg hij haar naar het ‘lichte’ van de situatie te kijken. Ze voldeed per brief aan zijn verzoek en stuurde haar schrijven over licht en donker ook ter publicatie aan Relevant.
‘Zoon, Met je aankomende dood omgaan is geen sinecure. Woorden vinden voor het ‘lichte’ is zo eenvoudig nog niet. Ik probeer het te aanvaarden. Wat iets anders is dan accepteren. Het eerste heeft iets van vrede in zich, het tweede iets afgedwongens. Je was een paar dagen hier. Een armzwaai en weg was je. Voorgoed, wist jij. Ik toen niet. Kort daarna kwam dat besef als een blikseminslag binnen: ik ben vóór hem weg. Je komt wel weer als het zover is en je bent de bewuste dag in de buurt maar je zal niet aanwezig zijn bij het sterven. Dat respecteer ik. Zelf oefen ik het afscheid al maanden.
Dan probeer ik me voor te stellen hoe het zal zijn om niet alleen mijn dierbaren, maar ook mezelf, wie ik ben of dacht te zijn, te verlaten. Dat roept een verscheurende pijn op. Toch schuilt het lichte juist in het weten dat het om een definitief afscheid gaat. In plaats van plotseling weggerukt te worden uit het leven, mag ik het bewust doen. Met de liefsten om me heen, ik zal niet alleen zijn. En de ontmoetingen zijn zo intens. Nooit hebben we met elkaar een periode gekend waarin we zo intiem met elkaar spraken, er zoveel openheid was. En humor zorgde voor lichtheid. Zwart, dat wel, maar hoe verlossend is samen lachen niet? De verworvenheid dat ik kan en mag kiezen voor euthanasie behoort ook tot het lichte. En de zelfgekozen dood zal me eindelijk verlossen van mijn gloeiendkoude voeten die ik wel eens vergelijk met een dartboard, aan de onverdraaglijke jeuk over mijn hele lichaam, het tintelende ooglid en de op messteken lijkende priemende prikkels in mijn handen. Bij elkaar zorgen deze continue zenuwpijnen voor een uitgeholde vermoeidheid waar geen slaap, behalve de eeuwige, een uitkomst voor biedt. Laat me gaan jongen, als een vliegtuig dat de formatie verlaat - het licht tegemoet.’
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst
Annemarie Bolsius stelde zichzelf voor als 82-jarige vrouw, niet bedlegerig, wel ernstig lijdend aan twee onbehandelbare aandoeningen: dunnevezelneuropathie (DVN) en hartfalen. Haar man Geert, de huisarts, de cardioloog en de neuroloog ondersteunden het euthanasieverzoek, maar haar in Portugal wonende zoon had er veel moeite mee. Waarschijnlijk in de hoop dat zij van haar voornemen zou afzien, vroeg hij haar naar het ‘lichte’ van de situatie te kijken. Ze voldeed per brief aan zijn verzoek en stuurde haar schrijven over licht en donker ook ter publicatie aan Relevant.
‘Zoon, Met je aankomende dood omgaan is geen sinecure. Woorden vinden voor het ‘lichte’ is zo eenvoudig nog niet. Ik probeer het te aanvaarden. Wat iets anders is dan accepteren. Het eerste heeft iets van vrede in zich, het tweede iets afgedwongens. Je was een paar dagen hier. Een armzwaai en weg was je. Voorgoed, wist jij. Ik toen niet. Kort daarna kwam dat besef als een blikseminslag binnen: ik ben vóór hem weg. Je komt wel weer als het zover is en je bent de bewuste dag in de buurt maar je zal niet aanwezig zijn bij het sterven. Dat respecteer ik. Zelf oefen ik het afscheid al maanden.
Dan probeer ik me voor te stellen hoe het zal zijn om niet alleen mijn dierbaren, maar ook mezelf, wie ik ben of dacht te zijn, te verlaten. Dat roept een verscheurende pijn op. Toch schuilt het lichte juist in het weten dat het om een definitief afscheid gaat. In plaats van plotseling weggerukt te worden uit het leven, mag ik het bewust doen. Met de liefsten om me heen, ik zal niet alleen zijn. En de ontmoetingen zijn zo intens. Nooit hebben we met elkaar een periode gekend waarin we zo intiem met elkaar spraken, er zoveel openheid was. En humor zorgde voor lichtheid. Zwart, dat wel, maar hoe verlossend is samen lachen niet? De verworvenheid dat ik kan en mag kiezen voor euthanasie behoort ook tot het lichte. En de zelfgekozen dood zal me eindelijk verlossen van mijn gloeiendkoude voeten die ik wel eens vergelijk met een dartboard, aan de onverdraaglijke jeuk over mijn hele lichaam, het tintelende ooglid en de op messteken lijkende priemende prikkels in mijn handen. Bij elkaar zorgen deze continue zenuwpijnen voor een uitgeholde vermoeidheid waar geen slaap, behalve de eeuwige, een uitkomst voor biedt. Laat me gaan jongen, als een vliegtuig dat de formatie verlaat - het licht tegemoet.’
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst