Als je worstelt met het euthanasieverzoek van je partner

Truus Lintmeijer was een van de leden die reageerden op onze oproep om ervaringen te delen rond onbegrip of twijfels over de euthanasiewens van een naaste. De redactie bedankt alle inzenders voor hun reacties.

Knagende gevoel

‘Na zijn dood heb ik voor mijn gevoel maandenlang geslapen. Toen pas realiseerde ik me hoe zwaar de laatste twintig jaar waren geweest. Opkrabbelend kwam ook mijn knagende gevoel boven: had ik Wim meer tegengas moeten geven toen hij zijn euthanasiewens uitsprak? Had ik hem moeten zeggen dat ik er nog niet klaar voor was? Dan hadden we er misschien meer en uitgebreider met elkaar over kunnen praten. Ik had hem zo graag duidelijker gemaakt hoeveel ik van hem hield. Sinds zijn ziekte ben ik volop in de regel- en zorgmodus geschoten, aan zijn vrouw zijn kwam ik nauwelijks toe. Daarom was dat verpleeghuis zo fijn: daar hoefde ik niks en vonden we elkaar weer terug als echtpaar.

Maar nu, vier jaar later, ben ik zover dat ik zijn keuze en zijn levenseinde geaccepteerd heb, door veel te overdenken, voelen en praten met de kinderen en goede vrienden. Wat overheerst is dankbaarheid: na de ellendige jaren in en uit psychiatrische klinieken, heeft Wim de regie over zijn leven kunnen terugpakken. Vredig en vol overtuiging is hij overleden. En ik? Ik heb weer goed mijn draai gevonden in het leven, met allerlei activiteiten, vrienden en natuurlijk mijn kinderen en hun gezinnen. Daarom zou ik Wim zo graag willen zeggen: “Lieve Wim, ik mis je dagelijks, maar je hebt gelijk gehad: ik red het alleen. Precies zoals je van mij verwachtte.”’

Niet te stoppen

‘Het was daar dat Wim begon over euthanasie, terwijl ik me juist verheugde op nog goede jaren samen. Maar zijn aftakeling was niet te stoppen, dat zag ik ook. Hij vreesde het moment dat hij niet meer kon slikken, niks meer zelf kon doen, en het ging hard die kant op. Het was genoeg geweest voor hem. Ik zei: “Wat je ook doet, ik sta achter je.” Mijn gevoel komt later wel, dacht ik. Wel benadrukte ik dat ik er tegenop zag om zonder hem te leven. Maar hij reageerde meteen: “Truus, ik kan dit niet meer en jij gaat het zeker redden, je bent zo’n sterke vrouw.” 

We komen uit gelovige kringen, maar Wim was altijd al een voorstander van euthanasie bij ondraaglijk lijden. Daar stond ik hetzelfde in. Als verpleegkundige heb ik te veel leed gezien in het ziekenhuis. Door zijn wens kenbaar te maken, nam Wim de regie over zijn leven terug. Samen hebben we zijn wilsverklaring opgesteld.

Een jaar later, in het voorjaar van 2017, zaten we bij de verpleeghuisarts, samen met de kinderen en een psycholoog. Wim herhaalde zijn euthanasiewens, hij moest erg huilen maar was heel stellig. Voor ons werd duidelijk hoezeer hij leed. De kinderen stonden ook helemaal achter zijn besluit. Het moment kwam steeds dichterbij om hem los te laten. Al bleef dat tegen mijn gevoel ingaan. Ik wilde hem niet kwijt! Maar met man en macht probeerde ik dat te verbloemen en kennelijk lukte dat. De verpleeghuisarts, een fantastische man, zei eens tegen me: “U lijkt zo nuchter onder de euthanasiewens van uw man.” Zo kwam dat kennelijk over. Ik wilde Wim terzijde staan en dit was de enige manier waarop ik dat kon. Maar ik heb me nog nooit zo eenzaam en alleen gevoeld. De kinderen wilde ik niet belasten met mijn twijfels. En ik merkte dat je met andere mensen niet zomaar spreekt over euthanasie. Het blijft toch een beladen en persoonlijk onderwerp.

In mei hebben we nog een reisje gemaakt, op de Zonnebloem-boot onder begeleiding. Achteraf weet ik: dat deed Wim nog echt voor mij, maar het was te veel. Hij lag vooral op bed en stikte een keer bijna. “Als we terugkomen, ga ik het meteen regelen”, zei hij. Ik begreep hem. Vanaf toen is het snel gegaan: de arts heeft het traject in gang gezet, daarin was geen enkele twijfel over zijn uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Op 13 juni, zijn verjaardag, is hij nog een dag thuis geweest. We hadden een hele fijne dag met het gezin. Een week later is hij overleden in het verpleeghuis. “Truus, ik ga naar het licht”, zei hij als laatste. Hij keek er zo naar uit.’

‘Ik zou Wim zo graag willen zeggen: “Lieve Wim, ik mis je dagelijks, maar je hebt gelijk gehad: ik red het alleen. Precies zoals je van mij verwachtte”’

Opluchting

‘Fysiek kon Wim steeds minder. In 2011 begon hij ook heel gek te lopen. Toch bleven de artsen dat aan zijn psychische gesteldheid wijten. Totdat hij tijdens een kliniekopname door een neuroloog werd onderzocht. Die stelde een heel nieuwe diagnose: Multi Systeem Atrofie-C, een aandoening van de kleine hersenen. Eindelijk was daar dan de bevestiging: er was iets heel anders aan de hand met Wim.

De diagnose bracht opluchting en rust. We hoefden niet meer te zoeken en het ongelooflijke gebeurde: Wim werd weer zichzelf, omdat hij eindelijk werd begrepen. Hij is zelfs weer een tijdje thuis komen wonen, maar al snel bleek dat hij dat lichamelijk niet meer aankon. Mijn dochter ontdekte een goed verpleeghuis in een fijne omgeving. We namen Wim erheen en meteen zei hij: hier wil ik wel naartoe. Wonder boven wonder kon hij er binnen een week terecht, op een open afdeling met fantastische begeleiding en mogelijkheden. Hij had er zelfs zijn eigen keyboard op zijn kamer, wat een verademing.’



'Hè, wat zeg je nu? We hebben elkaar net teruggevonden. Dat was het eerste wat ik dacht toen Wim zijn euthanasiewens kenbaar maakte. We hadden een kennismakingsgesprek met de arts van het verpleeghuis, waar mijn man net was opgenomen. Wim begon meteen over euthanasie, ik wist niet wat ik hoorde. Je zit hier net, je zit hier goed en nu laat je me in de steek, flitste door mijn hoofd. Terwijl ik hem ook zo goed begreep. Zijn lijdensweg duurde inmiddels al twintig jaar. Daarom herpakte ik me onmiddellijk. Het gaat om Wim, niet om mij, prentte ik me in. Ik duwde mijn gevoel weg.

Wim is lang ziek geweest. Rond zijn drieënvijftigste kreeg hij allerlei rare klachten, die hem in zijn privé- en werkleven belemmerden. Later begon hij ook te vallen. We waren al een tijd samen, onze kinderen waren eind twintig. Beetje bij beetje zagen we onze vriendelijke, rustige en zorgzame man en vader veranderen. Hij functioneerde niet meer, we begrepen er niks van. Wat was er toch aan de hand? Wim leed onder de situatie, op het werk begreep niemand hem meer. Psychisch raakte hij steeds meer in de knel.
We gingen van arts naar arts. Ik ben zelf verpleegkundige, dus was ook professioneel betrokken. Ik wilde zo graag weten wat hem mankeerde, maar we werden van het kastje naar de muur gestuurd.

De artsen zochten het vooral in de psychiatrische hoek en schreven hem zware medicijnen voor. Die leken alleen maar averechts te werken. Ik herkende Wim niet meer, voelde me machteloos. Zo goed en zo kwaad als dat ging, zorgde ik voor hem. Diverse keren is hij opgenomen in psychiatrische klinieken, zelfs op gesloten afdelingen. Daar voelde ik me zo schuldig over, hij hoorde daar gewoon niet thuis.’

‘Ik dacht: mijn gevoel komt later wel’ 

Foto: Stijn Rademaker

‘Ik kan dit niet meer’, zei Wim Lintmeijer (70) na een ziekbed van meer dan twintig jaar. Snel daarna, in juni 2018, overleed hij door euthanasie. Zijn vrouw Truus (72) blikt terug op zijn levenseinde. Hoezeer zij haar man ook steunde en begreep, pas na zijn dood heeft ze zijn euthanasiewens écht leren accepteren. • Teus Lebbing

‘Ik kan dit niet meer’, zei Wim Lintmeijer (70) na een ziekbed van meer dan twintig jaar. Snel daarna, in juni 2018, overleed hij door euthanasie. Zijn vrouw Truus (72) blikt terug op zijn levenseinde. Hoezeer zij haar man ook steunde en begreep, pas na zijn dood heeft ze zijn euthanasiewens écht leren accepteren. • Teus Lebbing

Knagende gevoel

‘Na zijn dood heb ik voor mijn gevoel maandenlang geslapen. Toen pas realiseerde ik me hoe zwaar de laatste twintig jaar waren geweest. Opkrabbelend kwam ook mijn knagende gevoel boven: had ik Wim meer tegengas moeten geven toen hij zijn euthanasiewens uitsprak? Had ik hem moeten zeggen dat ik er nog niet klaar voor was? Dan hadden we er misschien meer en uitgebreider met elkaar over kunnen praten. Ik had hem zo graag duidelijker gemaakt hoeveel ik van hem hield. Sinds zijn ziekte ben ik volop in de regel- en zorgmodus geschoten, aan zijn vrouw zijn kwam ik nauwelijks toe. Daarom was dat verpleeghuis zo fijn: daar hoefde ik niks en vonden we elkaar weer terug als echtpaar.

Maar nu, vier jaar later, ben ik zover dat ik zijn keuze en zijn levenseinde geaccepteerd heb, door veel te overdenken, voelen en praten met de kinderen en goede vrienden. Wat overheerst is dankbaarheid: na de ellendige jaren in en uit psychiatrische klinieken, heeft Wim de regie over zijn leven kunnen terugpakken. Vredig en vol overtuiging is hij overleden. En ik? Ik heb weer goed mijn draai gevonden in het leven, met allerlei activiteiten, vrienden en natuurlijk mijn kinderen en hun gezinnen. Daarom zou ik Wim zo graag willen zeggen: “Lieve Wim, ik mis je dagelijks, maar je hebt gelijk gehad: ik red het alleen. Precies zoals je van mij verwachtte.”’ •

Niet te stoppen

‘Het was daar dat Wim begon over euthanasie, terwijl ik me juist verheugde op nog goede jaren samen. Maar zijn aftakeling was niet te stoppen, dat zag ik ook. Hij vreesde het moment dat hij niet meer kon slikken, niks meer zelf kon doen, en het ging hard die kant op. Het was genoeg geweest voor hem. Ik zei: “Wat je ook doet, ik sta achter je.” Mijn gevoel komt later wel, dacht ik. Wel benadrukte ik dat ik er tegenop zag om zonder hem te leven. Maar hij reageerde meteen: “Truus, ik kan dit niet meer en jij gaat het zeker redden, je bent zo’n sterke vrouw.” 

We komen uit gelovige kringen, maar Wim was altijd al een voorstander van euthanasie bij ondraaglijk lijden. Daar stond ik hetzelfde in. Als verpleegkundige heb ik te veel leed gezien in het ziekenhuis. Door zijn wens kenbaar te maken, nam Wim de regie over zijn leven terug. Samen hebben we zijn wilsverklaring opgesteld.

Een jaar later, in het voorjaar van 2017, zaten we bij de verpleeghuisarts, samen met de kinderen en een psycholoog. Wim herhaalde zijn euthanasiewens, hij moest erg huilen maar was heel stellig. Voor ons werd duidelijk hoezeer hij leed. De kinderen stonden ook helemaal achter zijn besluit. Het moment kwam steeds dichterbij om hem los te laten. Al bleef dat tegen mijn gevoel ingaan. Ik wilde hem niet kwijt! Maar met man en macht probeerde ik dat te verbloemen en kennelijk lukte dat. De verpleeghuisarts, een fantastische man, zei eens tegen me: “U lijkt zo nuchter onder de euthanasiewens van uw man.” Zo kwam dat kennelijk over. Ik wilde Wim terzijde staan en dit was de enige manier waarop ik dat kon. Maar ik heb me nog nooit zo eenzaam en alleen gevoeld. De kinderen wilde ik niet belasten met mijn twijfels. En ik merkte dat je met andere mensen niet zomaar spreekt over euthanasie. Het blijft toch een beladen en persoonlijk onderwerp.

In mei hebben we nog een reisje gemaakt, op de Zonnebloem-boot onder begeleiding. Achteraf weet ik: dat deed Wim nog echt voor mij, maar het was te veel. Hij lag vooral op bed en stikte een keer bijna. “Als we terugkomen, ga ik het meteen regelen”, zei hij. Ik begreep hem. Vanaf toen is het snel gegaan: de arts heeft het traject in gang gezet, daarin was geen enkele twijfel over zijn uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Op 13 juni, zijn verjaardag, is hij nog een dag thuis geweest. We hadden een hele fijne dag met het gezin. Een week later is hij overleden in het verpleeghuis. “Truus, ik ga naar het licht”, zei hij als laatste. Hij keek er zo naar uit.’

Opluchting

‘Fysiek kon Wim steeds minder. In 2011 begon hij ook heel gek te lopen. Toch bleven de artsen dat aan zijn psychische gesteldheid wijten. Totdat hij tijdens een kliniekopname door een neuroloog werd onderzocht. Die stelde een heel nieuwe diagnose: Multi Systeem Atrofie-C, een aandoening van de kleine hersenen. Eindelijk was daar dan de bevestiging: er was iets heel anders aan de hand met Wim.

De diagnose bracht opluchting en rust. We hoefden niet meer te zoeken en het ongelooflijke gebeurde: Wim werd weer zichzelf, omdat hij eindelijk werd begrepen. Hij is zelfs weer een tijdje thuis komen wonen, maar al snel bleek dat hij dat lichamelijk niet meer aankon. Mijn dochter ontdekte een goed verpleeghuis in een fijne omgeving. We namen Wim erheen en meteen zei hij: hier wil ik wel naartoe. Wonder boven wonder kon hij er binnen een week terecht, op een open afdeling met fantastische begeleiding en mogelijkheden. Hij had er zelfs zijn eigen keyboard op zijn kamer, wat een verademing.’

Als je worstelt met het euthanasieverzoek van je partner

‘Ik dacht: mijn gevoel komt later wel’ 

Truus Lintmeijer was een van de leden die reageerden op onze oproep om ervaringen te delen rond onbegrip of twijfels over de euthanasiewens van een naaste. De redactie bedankt alle inzenders voor hun reacties.



'Hè, wat zeg je nu? We hebben elkaar net teruggevonden. Dat was het eerste wat ik dacht toen Wim zijn euthanasiewens kenbaar maakte. We hadden een kennismakingsgesprek met de arts van het verpleeghuis, waar mijn man net was opgenomen. Wim begon meteen over euthanasie, ik wist niet wat ik hoorde. Je zit hier net, je zit hier goed en nu laat je me in de steek, flitste door mijn hoofd. Terwijl ik hem ook zo goed begreep. Zijn lijdensweg duurde inmiddels al twintig jaar. Daarom herpakte ik me onmiddellijk. Het gaat om Wim, niet om mij, prentte ik me in. Ik duwde mijn gevoel weg.

Wim is lang ziek geweest. Rond zijn drieënvijftigste kreeg hij allerlei rare klachten, die hem in zijn privé- en werkleven belemmerden. Later begon hij ook te vallen. We waren al een tijd samen, onze kinderen waren eind twintig. Beetje bij beetje zagen we onze vriendelijke, rustige en zorgzame man en vader veranderen. Hij functioneerde niet meer, we begrepen er niks van. Wat was er toch aan de hand? Wim leed onder de situatie, op het werk begreep niemand hem meer. Psychisch raakte hij steeds meer in de knel.
We gingen van arts naar arts. Ik ben zelf verpleegkundige, dus was ook professioneel betrokken. Ik wilde zo graag weten wat hem mankeerde, maar we werden van het kastje naar de muur gestuurd.

De artsen zochten het vooral in de psychiatrische hoek en schreven hem zware medicijnen voor. Die leken alleen maar averechts te werken. Ik herkende Wim niet meer, voelde me machteloos. Zo goed en zo kwaad als dat ging, zorgde ik voor hem. Diverse keren is hij opgenomen in psychiatrische klinieken, zelfs op gesloten afdelingen. Daar voelde ik me zo schuldig over, hij hoorde daar gewoon niet thuis.’