Foto: René ten Broeke

Martijn Hagens bepleit in proefschrift ontwikkeling van toetsbare vorm

Anders kijken naar   hulp bij zelfdoding 

Gespannen voet

Hagens realiseert zich dat zelfbeschikking en toetsbaarheid voor sommige mensen op gespannen voet staan met elkaar. ‘Het individuele en het maatschappelijke belang komen niet altijd overeen. Maar vanuit maatschappelijk perspectief gezien is het goed dat er controle op hulpverleners is. Het zelfbeschikkingsrecht wordt vaak vanuit het individuele perspectief benaderd. Terwijl onze keuzes ook consequenties hebben voor de levens van mensen met wie we verbonden zijn. Dit zijn twee kanten van dezelfde medaille, daar mag meer aandacht voor zijn.’ •

Verbinding

Hagens zou graag meer verbinding en samenwerking willen zien tussen organisaties die zich bezighouden met het levenseinde, zoals 113Zelfmoordpreventie, de KNMG, het Openbaar Ministerie en recht-op-waardig-sterven verenigingen, zoals Stichting de Einder, de NVVE en Stichting Levenseinde Counseling (SLC). ‘Het zou mooi zijn als zij vanuit één filosofie hulp verlenen en er meer continuïteit in zorg of begeleiding zit tussen de verschillende organisaties. Verwijst een organisatie als 113Zelfmoordpreventie mensen bijvoorbeeld door naar Stichting de Einder of de NVVE als uit het gesprek blijkt dat de situatie uitzichtloos is? Bij Stichting de Einder komen in ieder geval weinig zorgvragers die doorverwezen zijn door 113Zelfmoordpreventie. Zij vinden de organisatie meestal op eigen houtje.’  

De aanpak die Hagens voorstelt, gaat uit van schadebeperking zoals we die kennen van het Nederlandse drugsbeleid. Als samenleving zien we liever niet dat mensen harddrugs gebruiken, maar we wéten dat het gebeurt. Dus richten we ons op veilig gebruik, door schone naalden te verschaffen of de mogelijkheid te bieden om drugs te testen op kwaliteit. Daarmee verklein je de nare consequenties van het drugsgebruik. 

Zo zou je ook met suïcide om kunnen gaan, vindt Hagens. In eerste instantie wil je suïcide voorkomen wanneer er mogelijkheden van levenshulp zijn. Maar mocht een suïcide onvermijdelijk zijn, dan is het misschien mogelijk om de nare consequenties ervan te verminderen (of voorkomen) voor de persoon zelf, de naasten die nabestaanden worden en voor onvrijwillig betrokkenen (zoals een treinmachinist). De persoon zelf kan uit een eventueel isolement worden gehaald door een gesprek te voeren over wat voor diegene goed sterven inhoudt. Naasten kunnen vaker vooraf betrokken worden in plaats van dat ze onverwachts geconfronteerd worden met een suïcide. De niet-strafbare hulp bij zelfdoding, dus het goed informeren en begeleiden van mensen, kan daarbij helpen. Hagens zegt daarom: ‘Laten we dat proces dus professionaliseren. Veilig, zorgvuldig, transparant en toetsbaar maken. Het maatschappelijke debat hierover zou gebaat zijn bij onderzoek naar begeleiding bij zelfdoding.’

Regionale Toetsingscommissies Euthanasie

Betere basis

Voor Hagens is het goede sterven een proces. ‘Het gaat om het laatste deel van het leven. Daar zou ik de focus meer op willen leggen. Niet enkel op het moment van de dood en de manier waarop dat gebeurt. Met de term “euthanasie” verwijzen we in Nederland meestal naar levensbeëindiging op verzoek door een arts, maar ik vind het mooier deze term in de grondbetekenis van eu thanasie (goede dood) te gebruiken, waarbij je de arts – of een andere hulpverlener of begeleider – vraagt je te helpen om goed te kunnen sterven. Waarmee ik dus niet alleen euthanasie in de nu gebruikelijke betekenis van het woord bedoel, want goed sterven kan ook anders. Door middel van palliatieve sedatie bijvoorbeeld, of door te stoppen met eten en drinken om maar iets te noemen. Een hulpverlener zal wellicht welwillender tegenover een verzoek staan om iemand te helpen goed te sterven dan tegenover een rechtstreeks verzoek om iemands leven te beëindigen. Het is mogelijk een betere basis voor een goed gesprek over wat een hulpverlener voor je kan betekenen in die laatste levensfase.’

‘Een hulpverlener zal wellicht welwillender tegenover een verzoek staan om iemand te helpen goed te sterven dan tegenover een rechtstreeks verzoek om iemands leven te beëindigen’


Hagens studeerde ontwikkelings- en sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Bij Stichting de Einder deed hij onderzoek naar welke mensen niet-strafbare hulp bij zelfdoding buiten de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) zochten, wat hun motivatie daarvoor was en wat de kenmerken van deze begeleiding waren. ‘Daaruit blijkt dat een op de drie mensen die aankloppen bij de stichting, geen doodswens heeft. En slechts een op de acht mensen die langskomen, beëindigt het leven zélf. Veel hulpvragers lijken vooral op zoek te zijn naar geruststelling. Ze willen iets in huis hebben voor als andere stervenshulp niet mogelijk is.’ 

Komma

Zowel het rapport Voltooid Leven van de commissie-Schnabel als het standpunt van de knmg over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde wijst op het bestaan van de mogelijkheid van niet-strafbare hulp bij zelfdoding buiten de euthanasiewet. De commissie-Schnabel stelt dat deze mogelijkheid nadrukkelijker in de aandacht en mogelijk ook in gebruik kan komen. Dit kan volgens de commissie leiden tot een zekere ‘uitholling’ van de noodzakelijke terughoudendheid bij beslissingen over het levenseinde. Punt. En van die punt zou Hagens graag een komma maken. Zijn voorstel is om juist verder te onderzoeken wat de positieve aspecten en de kansen van deze mogelijkheid zijn. En ook hoe je de risico’s of zorgen daarbij kunt verminderen of voorkomen. 

Ontwikkel niet-strafbare hulp bij zelfdoding buiten de euthanasiewet die veilig, zorgvuldig, transparant en toetsbaar is. Dat biedt mogelijk een alternatief voor mensen die zelf willen beschikken over het moment en de manier waarop hun leven eindigt. Dit stelt Martijn Hagens naar aanleiding van zijn proefschrift. Hij heeft het over de hulp bij zelfdoding aangeboden door een organisatie als Stichting de Einder, de NVVE en Stichting Levenseindecounseling (SLC), namelijk: informatieverstrekking en begeleiding. • Martien Versteegh

Gespannen voet

Hagens realiseert zich dat zelfbeschikking en toetsbaarheid voor sommige mensen op gespannen voet staan met elkaar. ‘Het individuele en het maatschappelijke belang komen niet altijd overeen. Maar vanuit maatschappelijk perspectief gezien is het goed dat er controle op hulpverleners is. Het zelfbeschikkingsrecht wordt vaak vanuit het individuele perspectief benaderd. Terwijl onze keuzes ook consequenties hebben voor de levens van mensen met wie we verbonden zijn. Dit zijn twee kanten van dezelfde medaille, daar mag meer aandacht voor zijn.’ •

Verbinding

Hagens zou graag meer verbinding en samenwerking willen zien tussen organisaties die zich bezighouden met het levenseinde, zoals 113Zelfmoordpreventie, de KNMG, het Openbaar Ministerie en recht-op-waardig-sterven verenigingen, zoals Stichting de Einder, de NVVE en Stichting Levenseinde Counseling (SLC). ‘Het zou mooi zijn als zij vanuit één filosofie hulp verlenen en er meer continuïteit in zorg of begeleiding zit tussen de verschillende organisaties. Verwijst een organisatie als 113Zelfmoordpreventie mensen bijvoorbeeld door naar Stichting de Einder of de NVVE als uit het gesprek blijkt dat de situatie uitzichtloos is? Bij Stichting de Einder komen in ieder geval weinig zorgvragers die doorverwezen zijn door 113Zelfmoordpreventie. Zij vinden de organisatie meestal op eigen houtje.’  

De aanpak die Hagens voorstelt, gaat uit van schadebeperking zoals we die kennen van het Nederlandse drugsbeleid. Als samenleving zien we liever niet dat mensen harddrugs gebruiken, maar we wéten dat het gebeurt. Dus richten we ons op veilig gebruik, door schone naalden te verschaffen of de mogelijkheid te bieden om drugs te testen op kwaliteit. Daarmee verklein je de nare consequenties van het drugsgebruik. 

Zo zou je ook met suïcide om kunnen gaan, vindt Hagens. In eerste instantie wil je suïcide voorkomen wanneer er mogelijkheden van levenshulp zijn. Maar mocht een suïcide onvermijdelijk zijn, dan is het misschien mogelijk om de nare consequenties ervan te verminderen (of voorkomen) voor de persoon zelf, de naasten die nabestaanden worden en voor onvrijwillig betrokkenen (zoals een treinmachinist). De persoon zelf kan uit een eventueel isolement worden gehaald door een gesprek te voeren over wat voor diegene goed sterven inhoudt. Naasten kunnen vaker vooraf betrokken worden in plaats van dat ze onverwachts geconfronteerd worden met een suïcide. De niet-strafbare hulp bij zelfdoding, dus het goed informeren en begeleiden van mensen, kan daarbij helpen. Hagens zegt daarom: ‘Laten we dat proces dus professionaliseren. Veilig, zorgvuldig, transparant en toetsbaar maken. Het maatschappelijke debat hierover zou gebaat zijn bij onderzoek naar begeleiding bij zelfdoding.’

Betere basis

Voor Hagens is het goede sterven een proces. ‘Het gaat om het laatste deel van het leven. Daar zou ik de focus meer op willen leggen. Niet enkel op het moment van de dood en de manier waarop dat gebeurt. Met de term “euthanasie” verwijzen we in Nederland meestal naar levensbeëindiging op verzoek door een arts, maar ik vind het mooier deze term in de grondbetekenis van eu thanasie (goede dood) te gebruiken, waarbij je de arts – of een andere hulpverlener of begeleider – vraagt je te helpen om goed te kunnen sterven. Waarmee ik dus niet alleen euthanasie in de nu gebruikelijke betekenis van het woord bedoel, want goed sterven kan ook anders. Door middel van palliatieve sedatie bijvoorbeeld, of door te stoppen met eten en drinken om maar iets te noemen. Een hulpverlener zal wellicht welwillender tegenover een verzoek staan om iemand te helpen goed te sterven dan tegenover een rechtstreeks verzoek om iemands leven te beëindigen. Het is mogelijk een betere basis voor een goed gesprek over wat een hulpverlener voor je kan betekenen in die laatste levensfase.’


Hagens studeerde ontwikkelings- en sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Bij Stichting de Einder deed hij onderzoek naar welke mensen niet-strafbare hulp bij zelfdoding buiten de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) zochten, wat hun motivatie daarvoor was en wat de kenmerken van deze begeleiding waren. ‘Daaruit blijkt dat een op de drie mensen die aankloppen bij de stichting, geen doodswens heeft. En slechts een op de acht mensen die langskomen, beëindigt het leven zélf. Veel hulpvragers lijken vooral op zoek te zijn naar geruststelling. Ze willen iets in huis hebben voor als andere stervenshulp niet mogelijk is.’ 

Komma

Zowel het rapport Voltooid Leven van de commissie-Schnabel als het standpunt van de knmg over de rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde wijst op het bestaan van de mogelijkheid van niet-strafbare hulp bij zelfdoding buiten de euthanasiewet. De commissie-Schnabel stelt dat deze mogelijkheid nadrukkelijker in de aandacht en mogelijk ook in gebruik kan komen. Dit kan volgens de commissie leiden tot een zekere ‘uitholling’ van de noodzakelijke terughoudendheid bij beslissingen over het levenseinde. Punt. En van die punt zou Hagens graag een komma maken. Zijn voorstel is om juist verder te onderzoeken wat de positieve aspecten en de kansen van deze mogelijkheid zijn. En ook hoe je de risico’s of zorgen daarbij kunt verminderen of voorkomen. 

Ontwikkel niet-strafbare hulp bij zelfdoding buiten de euthanasiewet die veilig, zorgvuldig, transparant en toetsbaar is. Dat biedt mogelijk een alternatief voor mensen die zelf willen beschikken over het moment en de manier waarop hun leven eindigt. Dit stelt Martijn Hagens naar aanleiding van zijn proefschrift. Hij heeft het over de hulp bij zelfdoding aangeboden door een organisatie als Stichting de Einder, de NVVE en Stichting Levenseindecounseling (SLC), namelijk: informatieverstrekking en begeleiding. • Martien Versteegh

Martijn Hagens bepleit in proefschrift ontwikkeling van toetsbare vorm

Anders kijken naar hulp bij zelfdoding