Foto: josje Deekens

Annemarie Oster schreef boek over ‘mantelliefde’ voor haar man

‘Ik ben typisch iemand die absoluut niet dood wil’  

‘Ik wist niet dat ik het in mij had om zo flink te zijn. Zo doortastend en gestructureerd’

Verdriet verbroedert > Terwijl ze eindelijk weer samen in hetzelfde gebouw wonen, breekt de coronapandemie uit. ‘Ik kreeg geen pasje voor die somatische afdeling, dus ik moest altijd aanbellen. Door corona duurde het soms lang voor ik eindelijk bij mijn man was. Soms was ik geduldig, maar soms werd ik kwaad en dan stond ik echt te vloeken bij die deur.’ 

Annemarie heeft geen medelijden met zichzelf. In Mantelliefde schrijft ze: ‘Empathie is de beste remedie tegen zelfmedelijden.’ ‘Ik kon wel gaan zitten simmen, maar als ik zag dat mijn en zijn zonen ook verdrietig waren, dan kreeg ik medelijden met hen. Gedeelde smart is echt halve smart. Verdriet verbroedert.’

Haar man overleed in maart vorig jaar. Ze zegt dat ze nog veel ‘heeft weggestopt’. ‘Zijn ziekteproces en zijn dood hebben er ontzettend ingehakt. Het was hartverscheurend om de aftakeling van mijn man gade te slaan. Soms dringt het met een schok tot me door dat zoiets ook mij te wachten kan staan.’ 

Vragen over hoe zij een soortgelijk levenseinde wil voorkomen, wuift ze weg. Ze wil het er het liefst niet over hebben. ‘De dood is zo ongewis. Ik ben dolblij dat ik kinderen en kleinkinderen heb. Dat scheelt een stuk. Zij weten wat ik wil, en ik hoef niet te vereenzamen.’

Iedere keer als de vragen persoonlijker worden, gaat ze gedecideerd rechtop zitten en zegt ze dat ze het over haar boek wil hebben. ‘Leeftijdtechnisch zit ik in de laatste fase, maar ik zit nog vol plannen. Ik zou nog wel een soort van autobiografie willen schrijven. Zoals Zomertijd van J.M. Coetzee bijvoorbeeld, iemand met wie ik mijzelf overigens absoluut niet durf te vergelijken. Ik zou van Mantelliefde wel een toneelstuk willen maken, of een filmscenario. En graag lezingen willen geven over dit onderwerp.’ 

Annemarie vult de glazen bij. ‘Ik ben typisch iemand die absoluut niet dood wil. Natuurlijk weet ik dat het gaat gebeuren, maar ik denk er het liefst niet over na.’ Wederom een klaterende lach: ‘Een slappe houding, ik weet het.’ •

Onzichtbare kracht > Annemarie had geen idee hoe haar partner zijn levenseinde voor zich zag. Hoewel haar man al jong zijn eerste vrouw had verloren en pas op latere leeftijd met de schrijfster in het huwelijk trad, was het levenseinde vrijwel nooit onderwerp van gesprek. ‘Ik heb het levenstestament weleens aangekaart, maar hij ging daar zelden op in. Hij was de zoon van een dominee en dan krijg je toch wel een beetje een tik van de molen. En ik heb nooit doorgepakt. Temeer omdat ik zelf ook liever niet aan het einde dacht natuurlijk.’

Als thuis wonen niet meer gaat, kan haar man terecht op een somatische afdeling in een woonzorgcentrum midden in de stad. ‘Ik kon niet meteen mee, want ik werd uitgeloot voor het appartement in hetzelfde pand. Ik hing continu aan de telefoon om te zorgen dat ik ook een plek kon krijgen in dat woonzorgcentrum. En dat lukte uiteindelijk. De verhuizing was een enorme klus, maar ik draaide mijn hand er niet voor om. Alsof ik werd bestuurd door een onzichtbare kracht. Het was fijn om weer samen te zijn. Ik dronk overdag koffie bij hem op de afdeling en ’s avonds at hij bij mij, keken we samen televisie en dan bracht ik hem weer terug. Mijn leven werd gedicteerd door zijn tempo. Soms regelde ik weleens een oppas en ging ik er even tussenuit. Maar dat ging gepaard met zoveel schuldgevoel dat ik helemaal niet genoot van die uitjes. Ik wist niet hoe gauw ik weer naar mijn man moest gaan.’ 

Ze steekt een nieuwe sigaret op. ‘Samen televisiekijken was nog een gedeeld genoegen. We genoten van natuurfilms. En hij vond violist en orkestleider André Rieu opeens geweldig. Vroeger zou hij daar niet naar hebben getaald, maar nu keek hij daar graag naar. Hij vond het publiek bij die concerten zo vrolijk, zei hij dan.’ Zachte blik: ‘Ik vond dat zo schattig.’

Regionale Toetsingscommissies Euthanasie

‘De dood is zo ongewis. Ik ben dolblij dat ik kinderen en kleinkinderen heb. Dat scheelt een stuk. Zij weten wat ik wil, en ik hoef niet te vereenzamen’


De 80-jarige schrijfster/actrice/columniste houdt audiëntie midden in Amsterdam. Op steenworp afstand van de plek waar ze met haar acterende ouders Ank van der Moer en Guus Oster woonde. ‘Nou ja, niet zo lang, want ik ben opgevoed door pleegouders in Leusden en Amersfoort. Maar ik vond de omgeving rond het Leidseplein wel de leukste plek op aarde.’ 

Het appartement heeft ze te danken aan de ziekte van haar echtgenoot. De man over wie ze het prachtige boek Mantelliefde schreef. ‘Ik hoop dat het woord in de Dikke Van Dale komt. Zoveel beter dan mantelzorg. Je kunt de zorg voor een zieke partner namelijk alleen maar doen uit liefde.’

Annemarie serveert thee en rookt lange dunne filtersigaretten. Ze zet de balkondeur open om de rook te laten ontsnappen. ‘Mijn zoon logeert een paar dagen bij me en hij vindt het niks dat ik rook.’ Klaterende lach: ‘Net zoals hij het niks vindt dat ik van een goed glas witte wijn houd.’ Twinkelende ogen. ‘Is het nog steeds theetijd of lust je inmiddels ook een glaasje?’ 

Lieve, gevoelige jongen > In Mantelliefde beschrijft ze op Osteriaanse wijze – rake typeringen, heerlijk vileine zinnetjes en weinig mededogen voor haar eigen ego – hoe ze van weifelende echtgenote – ‘ik heb vroeger meerdere malen op het punt gestaan mijn biezen te pakken’ – verandert in een liefdevolle mantelzorger. ‘Ik wist niet dat ik het in mij had om zo flink te zijn. Zo doortastend en gestructureerd’, vertelt ze.

Haar transformatie heeft alles te maken met de ziekte van haar man. Door het vasculaire parkinsonisme waaraan hij leed, kreeg hij ook dementie. En werd zo de lieve, gevoelige jongen van wie Annemarie altijd had vermoed dat dat zijn ware aard was. ‘Sommige mensen met dit ziektebeeld worden agressief, humeurig of klagerig. Ik had het geluk dat al zijn goede eigenschappen tevoorschijn kwamen. Hij werd ontzettend lief en daardoor werd het makkelijker om voor hem te zorgen.’ Nuchter: ‘Kinds noemde men dat vroeger.’

In eerste instantie blijven ze in hun Amsterdamse grachtenpand wonen. ‘Na een val en een lange periode in het ziekenhuis werd hij bedlegerig en rende ik de trap op en af om voor hem te zorgen. Er is hem toen waarschijnlijk wel verteld dat hij vasculaire parkinsonisme had, maar dat is toch niet echt doorgedrongen. En als je er bovenop zit, realiseer je je niet goed hoe snel zo’n ziekte vordert.’

Als er steeds meer apparaten en hulptroepen nodig zijn om haar man te verzorgen, wordt na een paar jaar duidelijk dat er iets moet gebeuren. Helemaal als chauffeurs van zorgorganisaties vanwege ARBO-regels steeds vaker weigeren om haar man een paar treden van de stenen buitentrap af te tillen naar de rolstoeltaxi. Rollende ogen: ‘Dan zouden die arme mannen maar uitglijden. Vervolgens moest ik vrienden, buren en zonen confisqueren om hem dat stenen trapje af te krijgen. En iedere keer weer stond ik daar met een hard kloppend hart naast.’

Natuurlijk, ze heeft euthanasie­papieren in huis. En ja, haar zonen weten wat ze wil. Maar liever regelt Annemarie Oster nog niet alles, want ‘dan houd je rekening met de dood’. ‘Ik ben een ontzettende survivor.’ • Marloes Elings

‘Ik ben typisch iemand die absoluut niet dood wil’  

Annemarie Oster schreef boek over ‘mantelliefde’ voor haar man

Verdriet verbroedert > Terwijl ze eindelijk weer samen in hetzelfde gebouw wonen, breekt de coronapandemie uit. ‘Ik kreeg geen pasje voor die somatische afdeling, dus ik moest altijd aanbellen. Door corona duurde het soms lang voor ik eindelijk bij mijn man was. Soms was ik geduldig, maar soms werd ik kwaad en dan stond ik echt te vloeken bij die deur.’ 

Annemarie heeft geen medelijden met zichzelf. In Mantelliefde schrijft ze: ‘Empathie is de beste remedie tegen zelfmedelijden.’ ‘Ik kon wel gaan zitten simmen, maar als ik zag dat mijn en zijn zonen ook verdrietig waren, dan kreeg ik medelijden met hen. Gedeelde smart is echt halve smart. Verdriet verbroedert.’

Haar man overleed in maart vorig jaar. Ze zegt dat ze nog veel ‘heeft weggestopt’. ‘Zijn ziekteproces en zijn dood hebben er ontzettend ingehakt. Het was hartverscheurend om de aftakeling van mijn man gade te slaan. Soms dringt het met een schok tot me door dat zoiets ook mij te wachten kan staan.’ 

Vragen over hoe zij een soortgelijk levenseinde wil voorkomen, wuift ze weg. Ze wil het er het liefst niet over hebben. ‘De dood is zo ongewis. Ik ben dolblij dat ik kinderen en kleinkinderen heb. Dat scheelt een stuk. Zij weten wat ik wil, en ik hoef niet te vereenzamen.’

Iedere keer als de vragen persoonlijker worden, gaat ze gedecideerd rechtop zitten en zegt ze dat ze het over haar boek wil hebben. ‘Leeftijdtechnisch zit ik in de laatste fase, maar ik zit nog vol plannen. Ik zou nog wel een soort van autobiografie willen schrijven. Zoals Zomertijd van J.M. Coetzee bijvoorbeeld, iemand met wie ik mijzelf overigens absoluut niet durf te vergelijken. Ik zou van Mantelliefde wel een toneelstuk willen maken, of een filmscenario. En graag lezingen willen geven over dit onderwerp.’ 

Annemarie vult de glazen bij. ‘Ik ben typisch iemand die absoluut niet dood wil. Natuurlijk weet ik dat het gaat gebeuren, maar ik denk er het liefst niet over na.’ Wederom een klaterende lach: ‘Een slappe houding, ik weet het.’ •

Natuurlijk, ze heeft euthanasie­papieren in huis. En ja, haar zonen weten wat ze wil. Maar liever regelt Annemarie Oster nog niet alles, want ‘dan houd je rekening met de dood’. ‘Ik ben een ontzettende survivor.’ • Marloes Elings


De 80-jarige schrijfster/actrice/ columniste houdt audiëntie midden in Amsterdam. Op steenworp afstand van de plek waar ze met haar acterende ouders Ank van der Moer en Guus Oster woonde. ‘Nou ja, niet zo lang, want ik ben opgevoed door pleegouders in Leusden en Amersfoort. Maar ik vond de omgeving rond het Leidseplein wel de leukste plek op aarde.’ 

Het appartement heeft ze te danken aan de ziekte van haar echtgenoot. De man over wie ze het prachtige boek Mantelliefde schreef. ‘Ik hoop dat het woord in de Dikke Van Dale komt. Zoveel beter dan mantelzorg. Je kunt de zorg voor een zieke partner namelijk alleen maar doen uit liefde.’

Annemarie serveert thee en rookt lange dunne filtersigaretten. Ze zet de balkondeur open om de rook te laten ontsnappen. ‘Mijn zoon logeert een paar dagen bij me en hij vindt het niks dat ik rook.’ Klaterende lach: ‘Net zoals hij het niks vindt dat ik van een goed glas witte wijn houd.’ Twinkelende ogen. ‘Is het nog steeds theetijd of lust je inmiddels ook een glaasje?’ 

Lieve, gevoelige jongen > In Mantelliefde beschrijft ze op Osteriaanse wijze – rake typeringen, heerlijk vileine zinnetjes en weinig mededogen voor haar eigen ego – hoe ze van weifelende echtgenote – ‘ik heb vroeger meerdere malen op het punt gestaan mijn biezen te pakken’ – verandert in een liefdevolle mantelzorger. ‘Ik wist niet dat ik het in mij had om zo flink te zijn. Zo doortastend en gestructureerd’, vertelt ze.

Haar transformatie heeft alles te maken met de ziekte van haar man. Door het vasculaire parkinsonisme waaraan hij leed, kreeg hij ook dementie. En werd zo de lieve, gevoelige jongen van wie Annemarie altijd had vermoed dat dat zijn ware aard was. ‘Sommige mensen met dit ziektebeeld worden agressief, humeurig of klagerig. Ik had het geluk dat al zijn goede eigenschappen tevoorschijn kwamen. Hij werd ontzettend lief en daardoor werd het makkelijker om voor hem te zorgen.’ Nuchter: ‘Kinds noemde men dat vroeger.’

In eerste instantie blijven ze in hun Amsterdamse grachtenpand wonen. ‘Na een val en een lange periode in het ziekenhuis werd hij bedlegerig en rende ik de trap op en af om voor hem te zorgen. Er is hem toen waarschijnlijk wel verteld dat hij vasculaire parkinsonisme had, maar dat is toch niet echt doorgedrongen. En als je er bovenop zit, realiseer je je niet goed hoe snel zo’n ziekte vordert.’

Als er steeds meer apparaten en hulptroepen nodig zijn om haar man te verzorgen, wordt na een paar jaar duidelijk dat er iets moet gebeuren. Helemaal als chauffeurs van zorgorganisaties vanwege arbo-regels steeds vaker weigeren om haar man een paar treden van de stenen buitentrap af te tillen naar de rolstoeltaxi. Rollende ogen: ‘Dan zouden die arme mannen maar uitglijden. Vervolgens moest ik vrienden, buren en zonen confisqueren om hem dat stenen trapje af te krijgen. En iedere keer weer stond ik daar met een hard kloppend hart naast.’

Onzichtbare kracht > Annemarie had geen idee hoe haar partner zijn levenseinde voor zich zag. Hoewel haar man al jong zijn eerste vrouw had verloren en pas op latere leeftijd met de schrijfster in het huwelijk trad, was het levenseinde vrijwel nooit onderwerp van gesprek. ‘Ik heb het levenstestament weleens aangekaart, maar hij ging daar zelden op in. Hij was de zoon van een dominee en dan krijg je toch wel een beetje een tik van de molen. En ik heb nooit doorgepakt. Temeer omdat ik zelf ook liever niet aan het einde dacht natuurlijk.’

Als thuis wonen niet meer gaat, kan haar man terecht op een somatische afdeling in een woonzorgcentrum midden in de stad. ‘Ik kon niet meteen mee, want ik werd uitgeloot voor het appartement in hetzelfde pand. Ik hing continu aan de telefoon om te zorgen dat ik ook een plek kon krijgen in dat woonzorgcentrum. En dat lukte uiteindelijk. De verhuizing was een enorme klus, maar ik draaide mijn hand er niet voor om. Alsof ik werd bestuurd door een onzichtbare kracht. Het was fijn om weer samen te zijn. Ik dronk overdag koffie bij hem op de afdeling en ’s avonds at hij bij mij, keken we samen televisie en dan bracht ik hem weer terug. Mijn leven werd gedicteerd door zijn tempo. Soms regelde ik weleens een oppas en ging ik er even tussenuit. Maar dat ging gepaard met zoveel schuldgevoel dat ik helemaal niet genoot van die uitjes. Ik wist niet hoe gauw ik weer naar mijn man moest gaan.’ 

Ze steekt een nieuwe sigaret op. ‘Samen televisiekijken was nog een gedeeld genoegen. We genoten van natuurfilms. En hij vond violist en orkestleider André Rieu opeens geweldig. Vroeger zou hij daar niet naar hebben getaald, maar nu keek hij daar graag naar. Hij vond het publiek bij die concerten zo vrolijk, zei hij dan.’ Zachte blik: ‘Ik vond dat zo schattig.’