Wijnanda (84) begint haar verhaal met ‘Mijn kleindochter’, om zichzelf direct te corrigeren: ‘Mijn kleinzoon, Oscar, strijdt om “er te mogen zijn”, zoals hij het uitdrukt. Dat lijkt toch niet veel gevraagd, maar er is veel weerstand. Hij is geboren als meisje, heette Madelief, maar werd al op de basisschool gepest; de meisjes scholden hem uit voor paardenbloem, met de jongens bij wie hij aansluiting zocht, mocht hij niet meedoen. Laatst vertelde hij me dat hij op de middelbare school, kort na de dood van zijn moeder, begon met zichzelf te verwonden om zo échte pijn te voelen; die kon hij beter aan dan de psychische pijn, veroorzaakt door uitsluiting en vernederingen. En verdriet, waar ook mijn schoonzoon niet mee uit de voeten kon. Ze waren samen eenzaam.’
‘Ik heb dat allemaal niet geweten. Pas nu hij bij mij in de stad is komen wonen, praten we. Althans, hij praat. Ik luister, zet thee, smeer roomboter op de gemberkoek, daar was hij als kind al dol op. In veel opzichten is hij dat nog steeds, een kind, ondanks zijn 26 jaar. Verlegen. Kwetsbaar. Mager. En beeldschoon. Ik steun hem in zijn verlangen openlijk te zijn wie hij is, Oscar, een queer persoon en mooi mens.’
‘Maar als ik ’s nachts, zoals meestal, uren wakker lig, denk ik vaak: het is een gotspe. Oscar moet vechten om te mogen leven als degene wie hij wil zijn, ik om te mogen sterven wanneer ik wil. Ernstige neuropathie in mijn voeten maakt lopen tot een pijnlijke helletocht, met mijn rollator lukt het me net om bij de bakker op de hoek die gemberkoek te kopen. Mijn man stierf een kwart eeuw geleden. Vriendinnen zijn vrijwel allemaal of dood of ernstig dement. De rest is immobiel. Niet alleen in mijn dromen, ook overdag stel ik mezelf vaak voor na een hersenbloeding in een verpleeghuis te belanden, niet in staat te spreken, zeer moeizaam bewegend, en toch weet ik me naar de rand van het bed te worstelen en laat ik me vallen. Met dat angstvisioen leef ik. Waarom, waarom, waarom toch mogen we niet - met een beetje hulp - sterven als we daar klaar voor zijn? Als we gewoon klaar zijn met leven. Genoeg is toch genoeg?’ •
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst
Wijnanda (84) begint haar verhaal met ‘Mijn kleindochter’, om zichzelf direct te corrigeren: ‘Mijn kleinzoon, Oscar, strijdt om “er te mogen zijn”, zoals hij het uitdrukt. Dat lijkt toch niet veel gevraagd, maar er is veel weerstand. Hij is geboren als meisje, heette Madelief, maar werd al op de basisschool gepest; de meisjes scholden hem uit voor paardenbloem, met de jongens bij wie hij aansluiting zocht, mocht hij niet meedoen. Laatst vertelde hij me dat hij op de middelbare school, kort na de dood van zijn moeder, begon met zichzelf te verwonden om zo échte pijn te voelen; die kon hij beter aan dan de psychische pijn, veroorzaakt door uitsluiting en vernederingen. En verdriet, waar ook mijn schoonzoon niet mee uit de voeten kon. Ze waren samen eenzaam.’
‘Ik heb dat allemaal niet geweten. Pas nu hij bij mij in de stad is komen wonen, praten we. Althans, hij praat. Ik luister, zet thee, smeer roomboter op de gemberkoek, daar was hij als kind al dol op. In veel opzichten is hij dat nog steeds, een kind, ondanks zijn 26 jaar. Verlegen. Kwetsbaar. Mager. En beeldschoon. Ik steun hem in zijn verlangen openlijk te zijn wie hij is, Oscar, een queer persoon en mooi mens.’
‘Maar als ik ’s nachts, zoals meestal, uren wakker lig, denk ik vaak: het is een gotspe. Oscar moet vechten om te mogen leven als degene wie hij wil zijn, ik om te mogen sterven wanneer ik wil. Ernstige neuropathie in mijn voeten maakt lopen tot een pijnlijke helletocht, met mijn rollator lukt het me net om bij de bakker op de hoek die gemberkoek te kopen. Mijn man stierf een kwart eeuw geleden. Vriendinnen zijn vrijwel allemaal of dood of ernstig dement. De rest is immobiel. Niet alleen in mijn dromen, ook overdag stel ik mezelf vaak voor na een hersenbloeding in een verpleeghuis te belanden, niet in staat te spreken, zeer moeizaam bewegend, en toch weet ik me naar de rand van het bed te worstelen en laat ik me vallen. Met dat angstvisioen leef ik. Waarom, waarom, waarom toch mogen we niet - met een beetje hulp - sterven als we daar klaar voor zijn? Als we gewoon klaar zijn met leven. Genoeg is toch genoeg?’ •
Zij die achterblijven…
Marijke Hilhorst