Fransien van ter Beek bestuursvoorzitter NVVE
Wat doet dit met de mensen om wie het gáát?, vroeg ik mij de afgelopen weken herhaaldelijk af. Dat zijn de mensen in psychische nood met een doodswens. Dat zijn hun geliefden, die van nabij de worsteling en wanhoop van hun dierbare zien. Dat zijn nabestaanden van mensen die vanwege een psychische aandoening euthanasie verleend kregen. Dat zijn mensen die hun dierbare in liefde lieten gaan, daarmee het ultieme offer brachten. Omdat zij er uiteindelijk van overtuigd raakten dat alleen euthanasie nog een optie was, terwijl zij niets liever wilden dan een andere uitkomst.
Het zal u niet zijn ontgaan dat er een hoop gedoe is (hopelijk wás, als deze Relevant bij u op de mat ligt) over een brief die een groep artsen, voornamelijk psychiaters, naar het Openbaar Ministerie stuurde. Daarin wekken zij de suggestie dat euthanasie te makkelijk verleend wordt aan jongeren met een psychische aandoening. In de brief wordt de euthanasie van de 17-jarige Milou aangehaald, die na een lijdensweg van zes jaar euthanasie kreeg. Er zou volgens de briefschrijvers niet zorgvuldig zijn gehandeld. Niet door Menno Oosterhoff, de psychiater in kwestie, en niet door haar ouders: zij zouden Milou beïnvloed hebben. Hoewel de geschrokken briefschrijvers later zeiden dat het allemaal niet zo bedoeld was, staat er letterlijk de optie in van een verkennend strafrechtelijk onderzoek.
Ik had contact met Mireille Verhoof, de moeder van Milou. Zwaar aangeslagen liet zij mij weten: ‘Het verwijt dat we onze dochter de dood ingepraat zouden hebben, wat valt dat zwaar en wat is het effect verwoestend. Ze hebben geen flauw idee wat ze hiermee aanrichten.’ Ook spreekt zij haar zorg uit: durven mensen nu nog wel naast hun geliefde te blijven staan, zoals zij bij Milou deden? Mireille vindt het goed dat ik haar in deze column citeer.
Wat heeft Mireille gelijk! Het gaat hier om mensen die iets verschrikkelijks meemaken (of meemaakten), die iets ondergaan wat je je ergste vijand niet toewenst, mensen wier leven nooit meer hetzelfde wordt. Over hén ging het de afgelopen weken, terwijl de discussie gevoerd werd door professionals die de mensen om wie het gaat helemaal niet kennen. Er werd ook een hoop onzin verkondigd; de suggestie alleen al dat een euthanasie bij mensen met een psychische aandoening een fluitje van een cent is, is te bizar om serieus te nemen.
Psychiaters moeten met hun patiënten het open gesprek voeren. Natuurlijk is een behandeling altijd in eerste instantie gericht op blijven leven, op het lenigen van de psychische nood. Maar als al het redelijke is geprobeerd en er geen reële behandelmogelijkheden over zijn, mag dan alsjeblieft het zelfgekozen levenseinde bespreekbaar zijn? En mogen hun dierbaren hen daarbij alsjeblieft in liefde bijstaan? •
Wat doet dit met de mensen om wie het gáát?, vroeg ik mij de afgelopen weken herhaaldelijk af. Dat zijn de mensen in psychische nood met een doodswens. Dat zijn hun geliefden, die van nabij de worsteling en wanhoop van hun dierbare zien. Dat zijn nabestaanden van mensen die vanwege een psychische aandoening euthanasie verleend kregen. Dat zijn mensen die hun dierbare in liefde lieten gaan, daarmee het ultieme offer brachten. Omdat zij er uiteindelijk van overtuigd raakten dat alleen euthanasie nog een optie was, terwijl zij niets liever wilden dan een andere uitkomst.
Het zal u niet zijn ontgaan dat er een hoop gedoe is (hopelijk wás, als deze Relevant bij u op de mat ligt) over een brief die een groep artsen, voornamelijk psychiaters, naar het Openbaar Ministerie stuurde. Daarin wekken zij de suggestie dat euthanasie te makkelijk verleend wordt aan jongeren met een psychische aandoening. In de brief wordt de euthanasie van de 17-jarige Milou aangehaald, die na een lijdensweg van zes jaar euthanasie kreeg. Er zou volgens de briefschrijvers niet zorgvuldig zijn gehandeld. Niet door Menno Oosterhoff, de psychiater in kwestie, en niet door haar ouders: zij zouden Milou beïnvloed hebben. Hoewel de geschrokken briefschrijvers later zeiden dat het allemaal niet zo bedoeld was, staat er letterlijk de optie in van een verkennend strafrechtelijk onderzoek.
Ik had contact met Mireille Verhoof, de moeder van Milou. Zwaar aangeslagen liet zij mij weten: ‘Het verwijt dat we onze dochter de dood ingepraat zouden hebben, wat valt dat zwaar en wat is het effect verwoestend. Ze hebben geen flauw idee wat ze hiermee aanrichten.’ Ook spreekt zij haar zorg uit: durven mensen nu nog wel naast hun geliefde te blijven staan, zoals zij bij Milou deden? Mireille vindt het goed dat ik haar in deze column citeer.
Wat heeft Mireille gelijk! Het gaat hier om mensen die iets verschrikkelijks meemaken (of meemaakten), die iets ondergaan wat je je ergste vijand niet toewenst, mensen wier leven nooit meer hetzelfde wordt. Over hén ging het de afgelopen weken, terwijl de discussie gevoerd werd door professionals die de mensen om wie het gaat helemaal niet kennen. Er werd ook een hoop onzin verkondigd; de suggestie alleen al dat een euthanasie bij mensen met een psychische aandoening een fluitje van een cent is, is te bizar om serieus te nemen.
Psychiaters moeten met hun patiënten het open gesprek voeren. Natuurlijk is een behandeling altijd in eerste instantie gericht op blijven leven, op het lenigen van de psychische nood. Maar als al het redelijke is geprobeerd en er geen reële behandelmogelijkheden over zijn, mag dan alsjeblieft het zelfgekozen levenseinde bespreekbaar zijn? En mogen hun dierbaren hen daarbij alsjeblieft in liefde bijstaan? •
Fransien van ter Beek bestuursvoorzitter NVVE