‘Bij mij is het altijd: niet alleen huilen, lachen mag ook’

FOTO'S: VINCENT BOON

MAKKELIJK PRATEN

‘We zullen zien hoe het bij mij loopt. Nu heb ik nog makkelijk praten: ik mankeer niets, behalve dat ik een grote tumor heb. Het enige dat ik merk is dat ik eerder moe ben, bijvoorbeeld als ik in de tuin heb gewerkt. Ik krijg veel lieve post en aandacht van de mensen om me heen. Maar mijn familie gaat ook weer niet te poezelig met me om, hoor. We houden van flauwe grappen maken, ook in deze situatie. Nu ik dit zo allemaal vertel, geneer ik me bijna dat ik een half jaar na mijn doodvonnis nog leef. Het zal me niets verbazen als mensen denken: is ze nou nog niet dood?’ •

‘Van het moment suprême zelf heb ik nog geen voorstelling. Al heb ik best enig vergelijkingsmateriaal, want ik ben diverse malen bij een euthanasie geweest. Vooral de eerste heeft indruk gemaakt. In de jaren tachtig kreeg een vriend aids, zijn ziekteproces verliep dramatisch. Destijds nam niemand nog het woord euthanasie in de mond, dat gebeurde allemaal stiekem. Zijn arts was bereid om hem te ‘helpen’ en mijn man en ik beloofden dat we erbij zouden zijn. Het werd een langdurig en vervelend einde. De arts gaf hem een spuitje, waarna het nog even kon duren voordat hij de dood in zou glijden. Wij zouden bij hem waken. Maar na een tijdje deed hij tot onze schrik opeens zijn ogen weer open. In paniek belden wij de arts, die met duizend maal excuses een tweede dosis kwam toedienen. Toen onze vriend ook daarna weer min of meer wakker werd, hingen we midden in de nacht opnieuw bij de arts aan de lijn. Beduusd moest hij ons meedelen dat hij even niks kon doen; de medicatie was op en we moesten wachten tot de apotheek openging. Pas na het derde artsenbezoek in de vroege ochtend is onze vriend ten slotte overleden. Ongelooflijk, hoe illegaal en stiekem dat toen ging.’

‘Heel anders was de euthanasie van een buurvrouw. Zij was op leeftijd en had darmkanker. Er was inmiddels een euthanasiewet en ze voldeed aan alle eisen. ’s Middags om 3 uur zou het plaatsvinden en ze nodigde ook mijn man en mij daarvoor uit. Nooit zal ik vergeten met hoeveel egards ze afscheid nam. Ze schonk voor iedereen een goede borrel in en toostte met haar bezoek op het leven. Daarna pakte ze kordaat een arm van de ene arts en een arm van de andere. Tussen hen ingeklemd liep ze naar haar slaapkamer, terwijl ze over haar schouder “nou dááág” riep. Fantastisch, toch?’

WILSVERKLARINGEN

‘Ik heb goed contact met mijn huisarts, eens in de veertien dagen belt hij me trouw om te polsen hoe het met me gaat. Ik vertrouw volledig op hem en zijn inschattingsvermogen, hij kent mijn wensen en grenzen. Jaarlijks checkt hij of mijn wilsverklaringen nog kloppen. Voor mijn gevoel is het eeuwen geleden dat ik die heb opgesteld, ik zal in de vijftig geweest zijn. Voor mij was dat een vanzelfsprekendheid, ik ben ermee opgevoed. Mijn moeder, die op haar 97ste zacht en vredig in haar slaap is overleden, was ook voorstander van eigen regie bij het levenseinde. Ze zag het als een soort zekerheid dat je als mens niet tot het bittere einde hoeft te lijden. Natuurlijk realiseer ik me hoezeer je daarbij afhankelijk bent van de medewerking van artsen en dat dat voor hen als een belasting kan voelen. Maar de arts is er toch voor het heil van de patiënt? En wat is er nu mooier dan een patiënt, op eigen verzoek, uit een uitzichtloos en ondraaglijk lijden te verlossen?’

‘Mocht het zover komen dat ik ondraaglijk ga lijden en euthanasie de uitkomst kan bieden, dan wil ik graag thuis blijven en daarna - in het kader van ‘opgeruimd staat netjes’ - gecremeerd worden. De overige details laat ik aan mijn zoons over. Ze zorgen nu heel goed voor me, dat zullen ze dan ook doen. En ze weten hoe ik in elkaar steek bij droevige gebeurtenissen. Bij mij is het altijd: niet alleen huilen, lachen mag ook.’

NU IS HET GENOEG

‘Wat ik meteen zeker wist: ik wil geen behandelingen. Mijn kinderen begrijpen dat. Al voor de onderzoeksuitslag zeiden ze: wat je ook beslist, wij staan erachter. Ik heb in mijn leven zoveel verhalen gehoord over ellendige ziekteprocessen en over peperdure behandelingen. Daarmee leef je misschien een tijdje langer, maar ten koste van wat? Wat is je kwaliteit van leven dan nog? Ik moet er niet aan denken, en dat heeft natuurlijk ook met mijn leeftijd te maken. Als ik midden in de veertig zou zijn met jonge kinderen, dan zou ik er alles aan doen om mijn tijd op deze aardbol te rekken. Maar ik ben 84, ik heb mijn leven voluit geleefd, ik ben flink geweest en nu is het genoeg. Mijn man overleed in 1995, het liefst was ik hem meteen gevolgd, hoezeer ik mijn kinderen en kleinkinderen ook liefheb. Zo bezien, zou je kunnen zeggen dat ik al dertig jaar over tijd ben.’

‘En nu? Wat doet een mens met de dood nabij? Dat is een goede vraag. De eerste weken na het nieuws was ik vooral bezorgd om de kinderen. Mijn jongste zoon werd 60 en mijn oudste kleinkind zou gaan trouwen. Die mijlpalen wilde ik vooral niet in de war schoppen met hun zorgen om mij. Gelukkig heb ik beide evenementen in goede vorm gehaald, we hebben volop genoten met de familie, dat is een opluchting. En verder steek ik min of meer mijn kop in het zand. Het is zo onwezenlijk. Hoe zal mijn weg zijn? Als ik echt pijn ga krijgen, dan weet ik: dit is het begin van het einde.’ 


'E en half jaar geleden kwam ik er per toeval achter dat ik ernstig ziek ben. Op vakantie in de tropen liep ik het denguevirus op en ik was daar zo ziek van, dat ik in het ziekenhuis belandde. Toen ik eindelijk weer thuis was, kreeg ik kort na elkaar tot wel drie keer toe blaasontsteking. Ik dacht: dat zullen de naweeën wel zijn van die knokkelkoorts, maar mijn huisarts besloot me door te sturen voor nader onderzoek. In de medische molen bleek dat ik iets veel meer serieus onder de leden heb: darmkanker. “Hoe lang heb ik nog, dokter?”, hoorde ik mezelf de gevreesde woorden uitspreken. “Eerder maanden dan jaren”, antwoordde hij. Dat is inmiddels zes maanden geleden. Ik heb weleens een beetje pijn, maar ik functioneer nog prima. Dat is het gekke aan deze situatie: ik doe alles nog, dat maakt het doodvonnis zo onwerkelijk. Toen ik het nieuws net had gehoord, was ik er natuurlijk door bevangen. Voortdurend voelde ik overal pijntjes. Maar ja, wat doe je daarmee? Ik kan toch moeilijk in bed gaan liggen met een deken over mijn kop?’

Na een ochtend tuinieren en vol geanimeerde verhalen oogt en klinkt Petra Laseur (84) levenslustig. Zelf zou de actrice ook bijna vergeten dat ze ernstig ziek is. Begin dit jaar hoorde ze dat ze darmkanker heeft. Tijdens het slechtnieuwsgesprek wist ze meteen dat ze zich niet zou laten behandelen. • Teus Lebbing 

Actrice Petra Laseur is ziek, maar wil niet behandeld worden

‘Ik geneer me bijna dat ik nog leef’

Petra Laseur (1939) is een gevierd actrice, bekend van talloze toneel- en filmrollen. Van haar ouders Mary Dresselhuys en Cees Laseur kreeg ze het vak met de paplepel ingegoten. In haar lange loopbaan won Laseur talloze grote prijzen, waaronder twee Theo d’Ors. Een van haar laatste rollen was die van koningin Wilhelmina in de musical Soldaat van Oranje (2011). Uit haar eerste huwelijk kreeg Laseur twee zonen. Na haar scheiding leefde ze twintig jaar samen met haar tweede man, dichter Martin Veltman. Hij overleed in 1995.

NU IS HET GENOEG

‘Wat ik meteen zeker wist: ik wil geen behandelingen. Mijn kinderen begrijpen dat. Al voor de onderzoeksuitslag zeiden ze: wat je ook beslist, wij staan erachter. Ik heb in mijn leven zoveel verhalen gehoord over ellendige ziekteprocessen en over peperdure behandelingen. Daarmee leef je misschien een tijdje langer, maar ten koste van wat? Wat is je kwaliteit van leven dan nog? Ik moet er niet aan denken, en dat heeft natuurlijk ook met mijn leeftijd te maken. Als ik midden in de veertig zou zijn met jonge kinderen, dan zou ik er alles aan doen om mijn tijd op deze aardbol te rekken. Maar ik ben 84, ik heb mijn leven voluit geleefd, ik ben flink geweest en nu is het genoeg. Mijn man overleed in 1995, het liefst was ik hem meteen gevolgd, hoezeer ik mijn kinderen en kleinkinderen ook liefheb. Zo bezien, zou je kunnen zeggen dat ik al dertig jaar over tijd ben.’

‘En nu? Wat doet een mens met de dood nabij? Dat is een goede vraag. De eerste weken na het nieuws was ik vooral bezorgd om de kinderen. Mijn jongste zoon werd 60 en mijn oudste kleinkind zou gaan trouwen. Die mijlpalen wilde ik vooral niet in de war schoppen met hun zorgen om mij. Gelukkig heb ik beide evenementen in goede vorm gehaald, we hebben volop genoten met de familie, dat is een opluchting. En verder steek ik min of meer mijn kop in het zand. Het is zo onwezenlijk. Hoe zal mijn weg zijn? Als ik echt pijn ga krijgen, dan weet ik: dit is het begin van het einde.’ 

FOTO'S: VINCENT BOON

Petra Laseur (1939) is een gevierd actrice, bekend van talloze toneel- en filmrollen. Van haar ouders Mary Dresselhuys en Cees Laseur kreeg ze het vak met de paplepel ingegoten. In haar lange loopbaan won Laseur talloze grote prijzen, waaronder twee Theo d’Ors. Een van haar laatste rollen was die van koningin Wilhelmina in de musical Soldaat van Oranje (2011). Uit haar eerste huwelijk kreeg Laseur twee zonen. Na haar scheiding leefde ze twintig jaar samen met haar tweede man, dichter Martin Veltman. Hij overleed in 1995.

MAKKELIJK PRATEN

‘We zullen zien hoe het bij mij loopt. Nu heb ik nog makkelijk praten: ik mankeer niets, behalve dat ik een grote tumor heb. Het enige dat ik merk is dat ik eerder moe ben, bijvoorbeeld als ik in de tuin heb gewerkt. Ik krijg veel lieve post en aandacht van de mensen om me heen. Maar mijn familie gaat ook weer niet te poezelig met me om, hoor. We houden van flauwe grappen maken, ook in deze situatie. Nu ik dit zo allemaal vertel, geneer ik me bijna dat ik een half jaar na mijn doodvonnis nog leef. Het zal me niets verbazen als mensen denken: is ze nou nog niet dood?’ •

‘Van het moment suprême zelf heb ik nog geen voorstelling. Al heb ik best enig vergelijkingsmateriaal, want ik ben diverse malen bij een euthanasie geweest. Vooral de eerste heeft indruk gemaakt. In de jaren tachtig kreeg een vriend aids, zijn ziekteproces verliep dramatisch. Destijds nam niemand nog het woord euthanasie in de mond, dat gebeurde allemaal stiekem. Zijn arts was bereid om hem te ‘helpen’ en mijn man en ik beloofden dat we erbij zouden zijn. Het werd een langdurig en vervelend einde. De arts gaf hem een spuitje, waarna het nog even kon duren voordat hij de dood in zou glijden. Wij zouden bij hem waken. Maar na een tijdje deed hij tot onze schrik opeens zijn ogen weer open. In paniek belden wij de arts, die met duizend maal excuses een tweede dosis kwam toedienen. Toen onze vriend ook daarna weer min of meer wakker werd, hingen we midden in de nacht opnieuw bij de arts aan de lijn. Beduusd moest hij ons meedelen dat hij even niks kon doen; de medicatie was op en we moesten wachten tot de apotheek openging. Pas na het derde artsenbezoek in de vroege ochtend is onze vriend ten slotte overleden. Ongelooflijk, hoe illegaal en stiekem dat toen ging.’

‘Heel anders was de euthanasie van een buurvrouw. Zij was op leeftijd en had darmkanker. Er was inmiddels een euthanasiewet en ze voldeed aan alle eisen. ’s Middags om 3 uur zou het plaatsvinden en ze nodigde ook mijn man en mij daarvoor uit. Nooit zal ik vergeten met hoeveel egards ze afscheid nam. Ze schonk voor iedereen een goede borrel in en toostte met haar bezoek op het leven. Daarna pakte ze kordaat een arm van de ene arts en een arm van de andere. Tussen hen ingeklemd liep ze naar haar slaapkamer, terwijl ze over haar schouder “nou dááág” riep. Fantastisch, toch?’

WILSVERKLARINGEN

‘Ik heb goed contact met mijn huisarts, eens in de veertien dagen belt hij me trouw om te polsen hoe het met me gaat. Ik vertrouw volledig op hem en zijn inschattingsvermogen, hij kent mijn wensen en grenzen. Jaarlijks checkt hij of mijn wilsverklaringen nog kloppen. Voor mijn gevoel is het eeuwen geleden dat ik die heb opgesteld, ik zal in de vijftig geweest zijn. Voor mij was dat een vanzelfsprekendheid, ik ben ermee opgevoed. Mijn moeder, die op haar 97ste zacht en vredig in haar slaap is overleden, was ook voorstander van eigen regie bij het levenseinde. Ze zag het als een soort zekerheid dat je als mens niet tot het bittere einde hoeft te lijden. Natuurlijk realiseer ik me hoezeer je daarbij afhankelijk bent van de medewerking van artsen en dat dat voor hen als een belasting kan voelen. Maar de arts is er toch voor het heil van de patiënt? En wat is er nu mooier dan een patiënt, op eigen verzoek, uit een uitzichtloos en ondraaglijk lijden te verlossen?’

‘Mocht het zover komen dat ik ondraaglijk ga lijden en euthanasie de uitkomst kan bieden, dan wil ik graag thuis blijven en daarna - in het kader van ‘opgeruimd staat netjes’ - gecremeerd worden. De overige details laat ik aan mijn zoons over. Ze zorgen nu heel goed voor me, dat zullen ze dan ook doen. En ze weten hoe ik in elkaar steek bij droevige gebeurtenissen. Bij mij is het altijd: niet alleen huilen, lachen mag ook.’


'E en half jaar geleden kwam ik er per toeval achter dat ik ernstig ziek ben. Op vakantie in de tropen liep ik het denguevirus op en ik was daar zo ziek van, dat ik in het ziekenhuis belandde. Toen ik eindelijk weer thuis was, kreeg ik kort na elkaar tot wel drie keer toe blaasontsteking. Ik dacht: dat zullen de naweeën wel zijn van die knokkelkoorts, maar mijn huisarts besloot me door te sturen voor nader onderzoek. In de medische molen bleek dat ik iets veel meer serieus onder de leden heb: darmkanker. “Hoe lang heb ik nog, dokter?”, hoorde ik mezelf de gevreesde woorden uitspreken. “Eerder maanden dan jaren”, antwoordde hij. Dat is inmiddels zes maanden geleden. Ik heb weleens een beetje pijn, maar ik functioneer nog prima. Dat is het gekke aan deze situatie: ik doe alles nog, dat maakt het doodvonnis zo onwerkelijk. Toen ik het nieuws net had gehoord, was ik er natuurlijk door bevangen. Voortdurend voelde ik overal pijntjes. Maar ja, wat doe je daarmee? Ik kan toch moeilijk in bed gaan liggen met een deken over mijn kop?’

Na een ochtend tuinieren en vol geanimeerde verhalen oogt en klinkt Petra Laseur (84) levenslustig. Zelf zou de actrice ook bijna vergeten dat ze ernstig ziek is. Begin dit jaar hoorde ze dat ze darmkanker heeft. Tijdens het slechtnieuws-gesprek wist ze meteen dat ze zich niet zou laten behandelen. • Teus Lebbing 

Actrice Petra Laseur is ziek, maar wil niet behandeld worden

‘Ik geneer me bijna dat ik nog leef’