marijke hilhorst

Zij die achterblijven… 

Rutger wordt geplaagd door schuldgevoelens. Vooral ’s nachts, soms zelfs overdag. Hij kan er niet over praten, zou niet weten met wie. Daarom schrijft hij, een man van 71, een brief.
‘Het was liefde op het eerste gezicht toen Madeleine en ik elkaar als student ontmoetten, we trouwden en waren dolgelukkig met elkaar, met ons werk. We tennisten, maakten vaak stedentripjes en debatteerden graag over actualiteit en moderne kunst’, zo begint hij.

Zes jaar geleden kwam er een omslag in hun sprookjesachtig bestaan: Madeleine kreeg eerst borst- en later darmkanker. Ze overleefde de behandelingen maar was vrijwel altijd te moe om iets te ondernemen. Rutger werd haar mantelzorger, het huwelijk bleef bewust kinderloos. ‘De zorg ging me best goed af.  Maar nadat tia’s haar spraak bemoeilijkten, trok ze zich in zichzelf terug. Dat voelde soms eenzaam.’ 

Op een avond, als Rutger zijn vrouw welterusten kust, meent hij haar te horen fluisteren: ‘Hoop niet meer wakker te worden.’ Hij schrikt ervan maar gaat er niet op in. Pas dagen later, als hij durft te luisteren, krijgt hij inzicht in de diepte van haar lijden. ‘Madeleine zag uit naar de dood maar zweeg daarover uit compassie met mij, omdat ik zo mijn best deed. Toen kon ik zeggen dat ik haar met liefde zou blijven verzorgen maar haar ook zou steunen als ze niet verder wilde leven.’

Met een onwaarschijnlijke hernieuwde energie ging Madeleine aan de slag met haar euthanasieverzoek. Rutger stond haar, waar nodig, terzijde. Zeven weken later stierf ze vredig in zijn armen. ‘Intens verdriet, maar geen spijt. Tot voor kort. Ik werd voorgesteld aan een nieuw lid van de tennisclub en dacht direct: wat een leuke vrouw. Die nacht stak de adder van schuld zijn venijnige kop op en sliste dingen als: “Waarom was je zo meegaand? Wilde je heimelijk van haar af?”’

Vertwijfeld vraagt hij zich af of andere nabestaanden dat soort gedachten ook weleens hebben…

marijke hilhorst

Zij die achterblijven… 

Rutger wordt geplaagd door schuldgevoelens. Vooral ’s nachts, soms zelfs overdag. Hij kan er niet over praten, zou niet weten met wie. Daarom schrijft hij, een man van 71, een brief.
‘Het was liefde op het eerste gezicht toen Madeleine en ik elkaar als student ontmoetten, we trouwden en waren dolgelukkig met elkaar, met ons werk. We tennisten, maakten vaak stedentripjes en debatteerden graag over actualiteit en moderne kunst’, zo begint hij.

Zes jaar geleden kwam er een omslag in hun sprookjesachtig bestaan: Madeleine kreeg eerst borst- en later darmkanker. Ze overleefde de behandelingen maar was vrijwel altijd te moe om iets te ondernemen. Rutger werd haar mantelzorger, het huwelijk bleef bewust kinderloos. ‘De zorg ging me best goed af.  Maar nadat tia’s haar spraak bemoeilijkten, trok ze zich in zichzelf terug. Dat voelde soms eenzaam.’ 

Op een avond, als Rutger zijn vrouw welterusten kust, meent hij haar te horen fluisteren: ‘Hoop niet meer wakker te worden.’ Hij schrikt ervan maar gaat er niet op in. Pas dagen later, als hij durft te luisteren, krijgt hij inzicht in de diepte van haar lijden. ‘Madeleine zag uit naar de dood maar zweeg daarover uit compassie met mij, omdat ik zo mijn best deed. Toen kon ik zeggen dat ik haar met liefde zou blijven verzorgen maar haar ook zou steunen als ze niet verder wilde leven.’

Met een onwaarschijnlijke hernieuwde energie ging Madeleine aan de slag met haar euthanasieverzoek. Rutger stond haar, waar nodig, terzijde. Zeven weken later stierf ze vredig in zijn armen. ‘Intens verdriet, maar geen spijt. Tot voor kort. Ik werd voorgesteld aan een nieuw lid van de tennisclub en dacht direct: wat een leuke vrouw. Die nacht stak de adder van schuld zijn venijnige kop op en sliste dingen als: “Waarom was je zo meegaand? Wilde je heimelijk van haar af?”’

Vertwijfeld vraagt hij zich af of andere nabestaanden dat soort gedachten ook weleens hebben…