Foto: RENÉ TEN BROEKE
Psychiater Cari van Slooten over zijn eerste euthanasie:
Als arts hoef je er niet alleen voor te staan
Artsen die een euthanasieverzoek krijgen, kunnen de begeleiding inroepen van een van de vijftien consulenten van het Expertisecentrum Euthanasie. Een van hen is Dominique Rijnja. Zij ziet zichzelf als een ‘buddy’: ‘Ik denk en kijk mee, ben bij de gesprekken met de cliënt en de familie, onderzoek met hen of het verzoek past binnen de kaders van de wet.’ Als de arts dat wenst, ondersteunt Dominique ook bij het medische gedeelte van de uitvoering, kijkt ze mee bij het formuleren van de formele verantwoording van een euthanasie en onderhoudt ze contact tijdens het wachten op het oordeel van de Toetsingscommissie. Het is de arts zelf die de regie heeft over het proces, benadrukt ze. ‘Dat is ook het uitgangspunt van het Expertisecentrum: euthanasie hoort thuis in de relatie tussen de behandelaar en de patiënt. Ik ben er om hulp op maat te bieden, zodat artsen patiënten met een doodswens en hun naasten zo goed mogelijk kunnen begeleiden.’
Voor meer informatie: expertisecentrumeuthanasie.nl.
Vredig > ‘Ondertussen kon het de patiënt niet snel genoeg gaan. “Weet je het al?”, vroeg hij telkens. Na het akkoord van de SCEN-arts – die had geen enkele twijfel – kon ik hem geruststellen, hij was zo opgelucht. Binnen no time was de datum geprikt. Daarna was alles rondom zijn sterfbed sereen en vredig, precies zoals de patiënt het wilde in het hospice dat de familie voor hem had weten te vinden. De patiënt was rustig en gedecideerd. Zo zonderde hij zich, voor hij uit de beker zou drinken, twintig minuten af om uit zijn favoriete dichtbundel te lezen. Dat gaf zijn familie, Dominique en mij de gelegenheid om ons ook mentaal voor te bereiden. Ik vond het spannend en was er erg mee bezig om alles perfect te laten verlopen. Ik was al vroeg naar de apotheek gegaan om me ervan te verzekeren dat ik de goede euthanatica had. Die fietstocht was vervreemdend, zo door de levendige stad. Maar het moment zelf maakte mijn onrust goed: met beide handen pakte de patiënt de beker aan en dronk hem in een keer leeg. Nooit zal ik vergeten hoe hij daarna herhaaldelijk op de beker tikte om ervoor te zorgen dat hij geen druppel had gemist. “Jullie zijn allemaal mensen om van te houden”, zei hij toen, “kon ik me maar altijd zo voelen.” Daarmee sprak hij zijn omgeving vrij, er was niemand die iets had kunnen doen aan zijn ongeluk. “Ik ga nu lekker slapen”, waren zijn laatste woorden.
In de maanden erna heb ik nog nagepraat met de familie, mijn team van collega’s en met Dominique. De rust en waardigheid waarmee hij insliep hebben indruk gemaakt. Zijn levenslange lijden was voorbij. Ik heb voor hem kunnen doen wat hij ten diepste wenste.’•
Ondersteuning > ‘Ik wist dat ik als arts aan een pittig traject begon met een pittige afloop. Dat deed me opnieuw mijn rol evalueren. Als psychiater ben je er om interventies te bieden die het leven bevorderen. Onder dat mom dacht ik eerst: ik begeleid hem door alle fases, maar de uitvoering laat ik weer aan een collega over. Totdat ik besefte: nee, ik doe het zelf. Ik wilde er tot het einde voor hem zijn. Dit hoort er ook bij als er geen verbetering meer mogelijk is, dit is ook een onderdeel van “naast iemand gaan staan”. De patiënt wilde dat ook graag, we kenden elkaar al zo lang. En ik gunde hem dat, ik was “zijn” arts.
Wat me hielp is dat ik er goed over kon sparren met mijn collega’s en ik had de begeleiding ingeschakeld van een consulent van het Expertisecentrum Euthanasie, Dominique Rijnja. Een euthanasietraject is zo bijzonder, er komt ineens zoveel op je af, dan is het fijn om ondersteund te worden door een expert die precies weet waar je op moet letten. Dominique dacht mee over mijn patiënt, zijn geschiedenis en behandeling. En ze gaf me praktische informatie, tot en met welke euthanatica ik moest halen bij de apotheek.’
‘Mijn ervaring met patiënten die diep lijden is dat openheid over euthanasie de druk van
de ketel kan halen’
Verademing > ‘Begin 2019 spraken we voor het eerst over de mogelijkheid van euthanasie. Mijn ervaring met patiënten die diep lijden is dat openheid over euthanasie de druk van de ketel kan halen. Mensen voelen zich dan gehoord, waarmee hun appèl op de dood vaak verdwijnt en zij de weg naar het leven terugvinden. Een psychiater is er om hoop en perspectief te bieden en soms kan dat perspectief óók euthanasie zijn, vind ik. Het is moeilijk om de hoop op te geven, maar als iemand zo consistent is in zijn doodswens en zo ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, dan heb je een taak als psychiater om de mogelijkheid van euthanasie te onderzoeken en daarmee een eenzame en radeloze suïcide te voorkomen.
Dat die openheid mensen op ideeën zou brengen, zoals weleens wordt beweerd, vind ik een misvatting. Onderzoeken wijzen dat ook uit: voor mensen die er niet mee bezig blijken te zijn, is het te ver van hun bed, zij doen er verder niets mee. En voor de mensen van wie het leven wel wordt beheerst door hun doodswens, is openheid erover een verademing. Dat zag ik ook bij deze patiënt, hij reageerde zo opgelucht.
Toch heeft hij het onderwerp daarna een tijdje voor zich uitgeschoven. Hij zag op tegen het formele traject, dacht dat hij dat niet aan zou kunnen. Wel begon hij steeds vaker over suïcide. Zijn plannen werden met de dag concreter. Dat maakte mij onrustig, ik vreesde voor een onwaardig levenseinde. We kwamen weer te spreken over de mogelijkheid tot euthanasie. Hij wilde alles weten over de procedure en de fases. Samen kwamen we uiteindelijk tot het besluit om het traject te starten, te beginnen bij gesprekken met zijn familieleden. Wat waren hun bevindingen, zagen zij alternatieven? Hoe verdrietig ook, allemaal erkenden ze de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van zijn situatie en gunden hem zijn zo verlangde rust.’
Regionale Toetsingscommissies Euthanasie
‘Sinds acht jaar werk ik bij GGZ inGeest in de Amsterdamse Pijp. Zes jaar geleden stond ik daar al een patiënt bij tijdens een euthanasietraject, hij had een hersenaandoening en zou nooit meer beter worden. De daadwerkelijke uitvoering heb ik toen aan een collega overgelaten. Daar had ik allerlei goede redenen voor, maar ik denk achteraf dat ik het ook gewoon te spannend vond. Toen ik vorig voorjaar opnieuw een euthanasieverzoek kreeg, besloot ik het anders te doen. Ik voelde dat het mijn taak was om er tot het einde voor mijn patiënt te zijn.
De man, vijftig jaar oud, leed aan een autismespectrumstoornis en was niet in staat om contact te maken. Elke sociale situatie was een raadsel voor hem, hij voelde zich permanent vervreemd. Zelfs met zijn familie kon hij geen betekenisvolle band voelen, noch met de bewoners uit zijn zorgwoongroep, speciaal gericht op mensen met autisme. Om die afstand had hij een diep verdriet en tegelijkertijd verafschuwde hij mensen. Hij was een aardige, intelligente man met veel humor, maar het lukte hem niet om mee te draaien in de maatschappij. Dat maakte hem eenzaam en wanhopig en geen enkele behandeling kon daarin een verschil maken. Zijn therapie was gericht op zijn somberheids- en depressieve klachten, maar niets hielp. Dat betekende dat zijn ongeluk het gevolg was van zijn autisme en daar is niks aan te doen.’
Een psychiater is er om hoop en perspectief te bieden. Soms kan dat perspectief óók euthanasie zijn, vindt de Amsterdamse psychiater Cari van Slooten (45). Vorig voorjaar verleende hij voor het eerst euthanasie aan een van zijn patiënten. ‘Ik gunde hem zo een waardige dood.’ • Teus Lebbing
Psychiater Cari van Slooten over zijn eerste euthanasie:
Vredig > ‘Ondertussen kon het de patiënt niet snel genoeg gaan. “Weet je het al?”, vroeg hij telkens. Na het akkoord van de SCEN-arts – die had geen enkele twijfel – kon ik hem geruststellen, hij was zo opgelucht. Binnen no time was de datum geprikt. Daarna was alles rondom zijn sterfbed sereen en vredig, precies zoals de patiënt het wilde in het hospice dat de familie voor hem had weten te vinden. De patiënt was rustig en gedecideerd. Zo zonderde hij zich, voor hij uit de beker zou drinken, twintig minuten af om uit zijn favoriete dichtbundel te lezen. Dat gaf zijn familie, Dominique en mij de gelegenheid om ons ook mentaal voor te bereiden. Ik vond het spannend en was er erg mee bezig om alles perfect te laten verlopen. Ik was al vroeg naar de apotheek gegaan om me ervan te verzekeren dat ik de goede euthanatica had. Die fietstocht was vervreemdend, zo door de levendige stad. Maar het moment zelf maakte mijn onrust goed: met beide handen pakte de patiënt de beker aan en dronk hem in een keer leeg. Nooit zal ik vergeten hoe hij daarna herhaaldelijk op de beker tikte om ervoor te zorgen dat hij geen druppel had gemist. “Jullie zijn allemaal mensen om van te houden”, zei hij toen, “kon ik me maar altijd zo voelen.” Daarmee sprak hij zijn omgeving vrij, er was niemand die iets had kunnen doen aan zijn ongeluk. “Ik ga nu lekker slapen”, waren zijn laatste woorden.
In de maanden erna heb ik nog nagepraat met de familie, mijn team van collega’s en met Dominique. De rust en waardigheid waarmee hij insliep hebben indruk gemaakt. Zijn levenslange lijden was voorbij. Ik heb voor hem kunnen doen wat hij ten diepste wenste.’•
Als arts hoef je er niet alleen voor te staan
Artsen die een euthanasieverzoek krijgen, kunnen de begeleiding inroepen van een van de vijftien consulenten van het Expertisecentrum Euthanasie. Een van hen is Dominique Rijnja. Zij ziet zichzelf als een ‘buddy’: ‘Ik denk en kijk mee, ben bij de gesprekken met de cliënt en de familie, onderzoek met hen of het verzoek past binnen de kaders van de wet.’ Als de arts dat wenst, ondersteunt Dominique ook bij het medische gedeelte van de uitvoering, kijkt ze mee bij het formuleren van de formele verantwoording van een euthanasie en onderhoudt ze contact tijdens het wachten op het oordeel van de Toetsingscommissie. Het is de arts zelf die de regie heeft over het proces, benadrukt ze. ‘Dat is ook het uitgangspunt van het Expertisecentrum: euthanasie hoort thuis in de relatie tussen de behandelaar en de patiënt. Ik ben er om hulp op maat te bieden, zodat artsen patiënten met een doodswens en hun naasten zo goed mogelijk kunnen begeleiden.’
Voor meer informatie: expertisecentrumeuthanasie.nl.
Ondersteuning > ‘Ik wist dat ik als arts aan een pittig traject begon met een pittige afloop. Dat deed me opnieuw mijn rol evalueren. Als psychiater ben je er om interventies te bieden die het leven bevorderen. Onder dat mom dacht ik eerst: ik begeleid hem door alle fases, maar de uitvoering laat ik weer aan een collega over. Totdat ik besefte: nee, ik doe het zelf. Ik wilde er tot het einde voor hem zijn. Dit hoort er ook bij als er geen verbetering meer mogelijk is, dit is ook een onderdeel van “naast iemand gaan staan”. De patiënt wilde dat ook graag, we kenden elkaar al zo lang. En ik gunde hem dat, ik was “zijn” arts.
Wat me hielp is dat ik er goed over kon sparren met mijn collega’s en ik had de begeleiding ingeschakeld van een consulent van het Expertisecentrum Euthanasie, Dominique Rijnja. Een euthanasietraject is zo bijzonder, er komt ineens zoveel op je af, dan is het fijn om ondersteund te worden door een expert die precies weet waar je op moet letten. Dominique dacht mee over mijn patiënt, zijn geschiedenis en behandeling. En ze gaf me praktische informatie, tot en met welke euthanatica ik moest halen bij de apotheek.’
Een psychiater is er om hoop en perspectief te bieden. Soms kan dat perspectief óók euthanasie zijn, vindt de Amsterdamse psychiater Cari van Slooten (45). Vorig voorjaar verleende hij voor het eerst euthanasie aan een van zijn patiënten. ‘Ik gunde hem zo een waardige dood.’ • Teus Lebbing
‘Sinds acht jaar werk ik bij GGZ inGeest in de Amsterdamse Pijp. Zes jaar geleden stond ik daar al een patiënt bij tijdens een euthanasietraject, hij had een hersenaandoening en zou nooit meer beter worden. De daadwerkelijke uitvoering heb ik toen aan een collega overgelaten. Daar had ik allerlei goede redenen voor, maar ik denk achteraf dat ik het ook gewoon te spannend vond. Toen ik vorig voorjaar opnieuw een euthanasieverzoek kreeg, besloot ik het anders te doen. Ik voelde dat het mijn taak was om er tot het einde voor mijn patiënt te zijn.
De man, vijftig jaar oud, leed aan een autismespectrumstoornis en was niet in staat om contact te maken. Elke sociale situatie was een raadsel voor hem, hij voelde zich permanent vervreemd. Zelfs met zijn familie kon hij geen betekenisvolle band voelen, noch met de bewoners uit zijn zorgwoongroep, speciaal gericht op mensen met autisme. Om die afstand had hij een diep verdriet en tegelijkertijd verafschuwde hij mensen. Hij was een aardige, intelligente man met veel humor, maar het lukte hem niet om mee te draaien in de maatschappij. Dat maakte hem eenzaam en wanhopig en geen enkele behandeling kon daarin een verschil maken. Zijn therapie was gericht op zijn somberheids- en depressieve klachten, maar niets hielp. Dat betekende dat zijn ongeluk het gevolg was van zijn autisme en daar is niks aan te doen.’
Verademing > ‘Begin 2019 spraken we voor het eerst over de mogelijkheid van euthanasie. Mijn ervaring met patiënten die diep lijden is dat openheid over euthanasie de druk van de ketel kan halen. Mensen voelen zich dan gehoord, waarmee hun appèl op de dood vaak verdwijnt en zij de weg naar het leven terugvinden. Een psychiater is er om hoop en perspectief te bieden en soms kan dat perspectief óók euthanasie zijn, vind ik. Het is moeilijk om de hoop op te geven, maar als iemand zo consistent is in zijn doodswens en zo ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, dan heb je een taak als psychiater om de mogelijkheid van euthanasie te onderzoeken en daarmee een eenzame en radeloze suïcide te voorkomen.
Dat die openheid mensen op ideeën zou brengen, zoals weleens wordt beweerd, vind ik een misvatting. Onderzoeken wijzen dat ook uit: voor mensen die er niet mee bezig blijken te zijn, is het te ver van hun bed, zij doen er verder niets mee. En voor de mensen van wie het leven wel wordt beheerst door hun doodswens, is openheid erover een verademing. Dat zag ik ook bij deze patiënt, hij reageerde zo opgelucht.
Toch heeft hij het onderwerp daarna een tijdje voor zich uitgeschoven. Hij zag op tegen het formele traject, dacht dat hij dat niet aan zou kunnen. Wel begon hij steeds vaker over suïcide. Zijn plannen werden met de dag concreter. Dat maakte mij onrustig, ik vreesde voor een onwaardig levenseinde. We kwamen weer te spreken over de mogelijkheid tot euthanasie. Hij wilde alles weten over de procedure en de fases. Samen kwamen we uiteindelijk tot het besluit om het traject te starten, te beginnen bij gesprekken met zijn familieleden. Wat waren hun bevindingen, zagen zij alternatieven? Hoe verdrietig ook, allemaal erkenden ze de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van zijn situatie en gunden hem zijn zo verlangde rust.’