Serge-Henri Valcke over zijn laatste levensfase:

‘Bij een leven alleen hoort een zelf geregisseerde afronding’   

Wie is Serge-Henri Valcke?

‘Eruit De Cock!’ Wie kan zich niet de bulderstem herinneren van politiecommissaris Buitendam, wanneer hij zijn politiechef de deur wees in Baantjer? Tot op de dag van vandaag wordt Serge-Henri Valcke (1946) geassocieerd met deze populaire tv-serie (1995-2006). Net als met de comedy In de Vlaamsche Pot, waarin hij in de jaren negentig chef-kok Luciën speelde. Zijn lange carrière op het scherm en in de theaters van Nederland, Frankrijk en België heeft Serge-Henri altijd gecombineerd met zijn werk als portretfotograaf. Van oorsprong Belgisch woont hij sinds 45 jaar in Amsterdam.

foto: frank ruiter

‘Liever vier ik vóór mijn dood mijn afscheid, zodat ik er zelf bij kan zijn. Ik weet precies wie ik wil uitnodigen en wat we gaan doen’

Laatste scène

Die twijfels bepalen nu voor 5 procent zijn leven, zegt hij. Of misschien iets meer. ‘Ik heb geen pijn, dat is mijn geluk. Dus ik kan gewoon Serge zijn en die doet graag leuke dingen. Sinds een jaar leer ik nu om met de onhebbelijkheden van mijn ziekte te leven. Overal waar ik heenga, zoek ik een strategische plek uit, zodat ik snel naar het toilet kan. Ondertussen ga ik zoveel mogelijk door met waar ik mee bezig was en dat is doen waar ik zo van houd: creëren, tekenen, vormgeven, fotograferen, naar voorstellingen gaan, mooie kunst verzamelen… ik blijf verzuipen in mijn creatieve ideeën.’ 

Ook acteert hij weer eens in een serie. ‘Toevallig genoeg speel ik daarin een oude, blinde man die euthanasie wil, maar niet krijgt. Zijn laatste scène speelt in de duinen, daar schiet hij zichzelf door het hoofd. Soms denk ik: zou dat geen passend slot zijn van mijn carrière? Dat ik er daarna ook zelf mee ophoud?’

En zo blijven de scenario’s door zijn hoofd spoken. Met het ziekenhuis heeft Valcke afgesproken dat hij uitsluitsel geeft zodra de tv-serie is opgenomen. ‘De artsen denken met me mee, ze zijn allemaal zo aardig. Maar ook dat vind ik lastig te verkroppen. Niet voor niets staat er Ni dieu ni maître op mijn overlijdenskaart. Als ik niet oppas, worden mijn artsen mijn maîtres. En dat wil ik natuurlijk het liefst voorkomen.’

Hadden jullie ouders ook euthanasiepapieren?

‘Ja, op mijn advies hadden ze hun levenseindewensen opgeschreven. In België is dat niet gebruikelijk natuurlijk, maar België is België: als dingen niet mogen, gebeuren ze toch weleens. Bij mijn ouders is dat niet nodig geweest, ze zijn een natuurlijke dood gestorven.’

Heb je voor ze gezorgd?

‘Toen dat nodig werd, heb ik mijn steentje bijgedragen. En dat doe ik ook bij hulpbehoevende vrienden. Ik zorg graag voor anderen, maar wil gewoon niet dat zij dat voor mij hoeven te doen. Dat is wat me nu zo tegenhoudt om me verder te laten behandelen. Een stoma lijkt me bovendien hoogst ongemakkelijk en biedt geen garantie voor een leven met kwaliteit. Al kan het ook betekenen dat het mijn leven flink kan rekken. Mocht ik afzien van verdere behandeling, dan is het hoogst onzeker hoeveel jaar ik nog heb.’

Plots tovert Serge-Henri nóg een kaart tevoorschijn, een felrode. Ni dieu ni maître, staat er in gele letters op. Gevolgd door, in het zwart: ‘Exit Serge-Henri Valcke’, plus zijn geboortedag. Het enige dat nog openstaat, is zijn sterfdatum. ‘Kijk, zelfs de postzegel heb ik er al opgeplakt’, wijst hij. ‘Zie je de tekst midden op het plaatje met felrode coulissen? The End.’

Hoe toepasselijk voor een acteur in hart en nieren én fervent liefhebber van esthetiek. Ook over zijn uitvaart heeft hij al nagedacht. ‘Die komt er niet, want ik geef mijn lichaam aan de wetenschap. Liever vier ik vóór mijn dood mijn afscheid, zodat ik er zelf bij kan zijn. Ik weet precies wie ik wil uitnodigen en wat we gaan doen. Hoe dan ook is er veel muziek, overheerlijke cava en er moet vooral veel gelachen worden.’ Zo houdt hij ook dat gedeelte in eigen hand. De enige onzekere factor is dus dat laatste eindje. Dat vindt hij lastig. ‘Bij een leven alleen hoort ook een zelf geregisseerde afronding, vind ik. Maar hoe krijg ik dat voor elkaar?’ 

Laat me

Maar het vooruitzicht van nog een operatie en leven met een stoma kan Serge maar moeilijk verdragen. Sterker nog: het zou zomaar kunnen dat hij ervoor bedankt. ‘De eerste operatie en de bestralingen vond ik al zo’n aanslag op mijn eigenwaarde. Als een zeehondje lag ik daar in dat ziekenhuisbed. Dat is gewoon niks voor mij. Het druist in tegen alles waar ik voor sta.’ Dat gevoel zit diep. ‘Ik kom uit een rood, sociaal bewogen nest. Als jongetje drukte mijn vader mij al op het hart: zorg dat je altijd kunt helpen, maar dat je nooit geholpen hoeft te worden. Die overtuiging heb ik mijn leven lang met mij meegedragen, die zit in mijn genen.’

Sinds zijn achttiende woont hij alleen, een bewuste keuze. ‘Mijn lijflied is van Ramses Shaffy: “Laat me, laat me m’n eigen gang maar gaan.” Daar voel ik me het beste bij, ik ben een loner. Wat overigens niet wil zeggen dat ik geen vrienden heb hoor, integendeel. Ik heb veel lieve mensen om me heen en ben allesbehalve eenzaam, zelden breng ik een dag in mijn eentje door.’

Zoals zijn vader hem inprentte, doet Valcke nooit een beroep op iemand. Ook niet voor de nu zo frequente ziekenhuisbezoeken bijvoorbeeld. ‘Spannend moment of niet, ik ga altijd alleen. Als ik een van mijn vrienden meevraag, wordt het algauw sentimenteel en dat wil ik niet. Ik wil er geen emoties bij.’ Ook dat heeft hij van huis uit meegekregen. ‘Ik had fijne ouders, maar huilen? Dat deden ze niet. Mijn zusje en ik doen dat ook niet, in ieder geval niet bij elkaar. Haar man is vorig jaar overleden en ik geloof niet dat we het daar samen echt over hebben gehad. Ook mijn ziekte bepraten we amper. Ja, op een heel klein appje na misschien.’  



In het Amsterdamse theatercafé De Smoeshaan, jarenlang zijn ‘tweede huiskamer’, peutert Serge-Henri Valcke (76) in de vakjes van zijn portemonnee. Dan tovert hij hem tevoorschijn: zijn lidmaatschapskaart van de NVVE. Het is nu echt een vodje geworden, constateert hij. ‘Veertig jaar draag ik hem al bij me, overal waar ik ga. Vroeger dacht ik nog dat dat zo moest voor het geval ik pardoes op straat ineen zou storten. Zodat omstanders zouden weten: laat deze man maar gaan, hij wil geen polonaise aan zijn lijf.’ 

Inmiddels draagt Serge-Henri een niet-reanimerenpenning, dus dat scenario is gedekt. Wat hem nu vooral hoofdbrekens kost, is de grote beslissing die hem boven het hoofd hangt. Begin 2022 kreeg hij de diagnose endeldarmkanker. Na een operatie volgden bestralingen, maar vorig najaar hoorde hij dat deze niet hebben geholpen. ‘Er is nog een stukje tumor overgebleven en door de bestralingen is er veel littekenweefsel ontstaan. Daarom kunnen ze niet opnieuw bestralen.’ Zijn oncoloog stelt voor om hem opnieuw te opereren en een stoma aan te leggen. ‘Daar zou ik misschien nog wel twintig jaar mee kunnen doorleven.’ 

Aan niets in het leven hecht Serge-Henri Valcke méér dan aan eigen regie. De acteur/ fotograaf heeft altijd zijn eigen koers bepaald en dat is hij ook van plan nu zijn einde misschien wel nadert. Serge-Henri heeft kanker en wikt en weegt deze maanden over zijn slotscène.  • Teus Lebbing

Wie is Serge-Henri Valcke?

‘Eruit De Cock!’ Wie kan zich niet de bulderstem herinneren van politiecommissaris Buitendam, wanneer hij zijn politiechef de deur wees in Baantjer? Tot op de dag van vandaag wordt Serge-Henri Valcke (1946) geassocieerd met deze populaire tv-serie (1995-2006). Net als met de comedy In de Vlaamsche Pot, waarin hij in de jaren negentig chef-kok Luciën speelde. Zijn lange carrière op het scherm en in de theaters van Nederland, Frankrijk en België heeft Serge-Henri altijd gecombineerd met zijn werk als portretfotograaf. Van oorsprong Belgisch woont hij sinds 45 jaar in Amsterdam.

Laatste scène

Die twijfels bepalen nu voor 5 procent zijn leven, zegt hij. Of misschien iets meer. ‘Ik heb geen pijn, dat is mijn geluk. Dus ik kan gewoon Serge zijn en die doet graag leuke dingen. Sinds een jaar leer ik nu om met de onhebbelijkheden van mijn ziekte te leven. Overal waar ik heenga, zoek ik een strategische plek uit, zodat ik snel naar het toilet kan. Ondertussen ga ik zoveel mogelijk door met waar ik mee bezig was en dat is doen waar ik zo van houd: creëren, tekenen, vormgeven, fotograferen, naar voorstellingen gaan, mooie kunst verzamelen… ik blijf verzuipen in mijn creatieve ideeën.’ 

Ook acteert hij weer eens in een serie. ‘Toevallig genoeg speel ik daarin een oude, blinde man die euthanasie wil, maar niet krijgt. Zijn laatste scène speelt in de duinen, daar schiet hij zichzelf door het hoofd. Soms denk ik: zou dat geen passend slot zijn van mijn carrière? Dat ik er daarna ook zelf mee ophoud?’

En zo blijven de scenario’s door zijn hoofd spoken. Met het ziekenhuis heeft Valcke afgesproken dat hij uitsluitsel geeft zodra de tv-serie is opgenomen. ‘De artsen denken met me mee, ze zijn allemaal zo aardig. Maar ook dat vind ik lastig te verkroppen. Niet voor niets staat er Ni dieu ni maître op mijn overlijdenskaart. Als ik niet oppas, worden mijn artsen mijn maîtres. En dat wil ik natuurlijk het liefst voorkomen.’

Koen Vermeule • De zachte weg 4, 2004 Foto en gouache (81 x 68,5 cm)

Aan niets in het leven hecht Serge-Henri Valcke méér dan aan eigen regie. De acteur/ fotograaf heeft altijd zijn eigen koers bepaald en dat is hij ook van plan nu zijn einde misschien wel nadert. Serge-Henri heeft kanker en wikt en weegt deze maanden over zijn slotscène.  • Teus Lebbing

Hadden jullie ouders ook euthanasie-papieren?

‘Ja, op mijn advies hadden ze hun levenseindewensen opgeschreven. In België is dat niet gebruikelijk natuurlijk, maar België is België: als dingen niet mogen, gebeuren ze toch weleens. Bij mijn ouders is dat niet nodig geweest, ze zijn een natuurlijke dood gestorven.’

Heb je voor ze gezorgd?

‘Toen dat nodig werd, heb ik mijn steentje bijgedragen. En dat doe ik ook bij hulpbehoevende vrienden. Ik zorg graag voor anderen, maar wil gewoon niet dat zij dat voor mij hoeven te doen. Dat is wat me nu zo tegenhoudt om me verder te laten behandelen. Een stoma lijkt me bovendien hoogst ongemakkelijk en biedt geen garantie voor een leven met kwaliteit. Al kan het ook betekenen dat het mijn leven flink kan rekken. Mocht ik afzien van verdere behandeling, dan is het hoogst onzeker hoeveel jaar ik nog heb.’

Plots tovert Serge-Henri nóg een kaart tevoorschijn, een felrode. Ni dieu ni maître, staat er in gele letters op. Gevolgd door, in het zwart: ‘Exit Serge-Henri Valcke’, plus zijn geboortedag. Het enige dat nog openstaat, is zijn sterfdatum. ‘Kijk, zelfs de postzegel heb ik er al opgeplakt’, wijst hij. ‘Zie je de tekst midden op het plaatje met felrode coulissen? The End.’

Hoe toepasselijk voor een acteur in hart en nieren én fervent liefhebber van esthetiek. Ook over zijn uitvaart heeft hij al nagedacht. ‘Die komt er niet, want ik geef mijn lichaam aan de wetenschap. Liever vier ik vóór mijn dood mijn afscheid, zodat ik er zelf bij kan zijn. Ik weet precies wie ik wil uitnodigen en wat we gaan doen. Hoe dan ook is er veel muziek, overheerlijke cava en er moet vooral veel gelachen worden.’ Zo houdt hij ook dat gedeelte in eigen hand. De enige onzekere factor is dus dat laatste eindje. Dat vindt hij lastig. ‘Bij een leven alleen hoort ook een zelf geregisseerde afronding, vind ik. Maar hoe krijg ik dat voor elkaar?’ 

Laat me

Maar het vooruitzicht van nog een operatie en leven met een stoma kan Serge maar moeilijk verdragen. Sterker nog: het zou zomaar kunnen dat hij ervoor bedankt. ‘De eerste operatie en de bestralingen vond ik al zo’n aanslag op mijn eigenwaarde. Als een zeehondje lag ik daar in dat ziekenhuisbed. Dat is gewoon niks voor mij. Het druist in tegen alles waar ik voor sta.’ Dat gevoel zit diep. ‘Ik kom uit een rood, sociaal bewogen nest. Als jongetje drukte mijn vader mij al op het hart: zorg dat je altijd kunt helpen, maar dat je nooit geholpen hoeft te worden. Die overtuiging heb ik mijn leven lang met mij meegedragen, die zit in mijn genen.’

Sinds zijn achttiende woont hij alleen, een bewuste keuze. ‘Mijn lijflied is van Ramses Shaffy: “Laat me, laat me m’n eigen gang maar gaan.” Daar voel ik me het beste bij, ik ben een loner. Wat overigens niet wil zeggen dat ik geen vrienden heb hoor, integendeel. Ik heb veel lieve mensen om me heen en ben allesbehalve eenzaam, zelden breng ik een dag in mijn eentje door.’

Zoals zijn vader hem inprentte, doet Valcke nooit een beroep op iemand. Ook niet voor de nu zo frequente ziekenhuisbezoeken bijvoorbeeld. ‘Spannend moment of niet, ik ga altijd alleen. Als ik een van mijn vrienden meevraag, wordt het algauw sentimenteel en dat wil ik niet. Ik wil er geen emoties bij.’ Ook dat heeft hij van huis uit meegekregen. ‘Ik had fijne ouders, maar huilen? Dat deden ze niet. Mijn zusje en ik doen dat ook niet, in ieder geval niet bij elkaar. Haar man is vorig jaar overleden en ik geloof niet dat we het daar samen echt over hebben gehad. Ook mijn ziekte bepraten we amper. Ja, op een heel klein appje na misschien.’ 

Serge-Henri Valcke over zijn laatste levensfase:

‘Bij een leven alleen hoort een zelf geregisseerde afronding’   



In het Amsterdamse theatercafé De Smoeshaan, jarenlang zijn ‘tweede huiskamer’, peutert Serge-Henri Valcke (76) in de vakjes van zijn portemonnee. Dan tovert hij hem tevoorschijn: zijn lidmaatschapskaart van de nvve. Het is nu echt een vodje geworden, constateert hij. ‘Veertig jaar draag ik hem al bij me, overal waar ik ga. Vroeger dacht ik nog dat dat zo moest voor het geval ik pardoes op straat ineen zou storten. Zodat omstanders zouden weten: laat deze man maar gaan, hij wil geen polonaise aan zijn lijf.’ 

Inmiddels draagt Serge-Henri een niet-reanimerenpenning, dus dat scenario is gedekt. Wat hem nu vooral hoofdbrekens kost, is de grote beslissing die hem boven het hoofd hangt. Begin 2022 kreeg hij de diagnose endeldarmkanker. Na een operatie volgden bestralingen, maar vorig najaar hoorde hij dat deze niet hebben geholpen. ‘Er is nog een stukje tumor overgebleven en door de bestralingen is er veel littekenweefsel ontstaan. Daarom kunnen ze niet opnieuw bestralen.’ Zijn oncoloog stelt voor om hem opnieuw te opereren en een stoma aan te leggen. ‘Daar zou ik misschien nog wel twintig jaar mee kunnen doorleven.’