Emelie Keuskamp-Menco in de regiestoel

LEEFTIJD
72

Woonplaats
maarssen                     

Werk
GEPENSIONEERD jeugd verpleegkundige    

Privé
weduwe, 3 kinderen, 

4 kleinkindEREN

Lid van de NVVE sinds mensenheugenis, zo rond 1975

Machteloosheid

‘Laatst vond ik mijn allereerste euthanasieverzoek, ik was pas 25 toen ik ‘m ondertekende. Ik had net de verpleegkundeopleiding afgerond en was erg geraakt door de toestand van Mia Versluis, een jonge vrouw die in 1966 tijdens een kleine ingreep in coma raakte. Het was volop in het nieuws en bracht discussies over euthanasie op gang. Haar machteloosheid vond ik zo schrijnend, dat wilde ik in ieder geval nooit meemaken. Mijn werk als verpleegkundige heeft me alleen maar gesterkt in die overtuiging, ik heb veel onwaardige sterfprocessen gezien. Zoals filosoof René Gude het eens treffend verwoordde: “We leven langer, maar we sterven ook langer.” Als ik hoor over alle oude mensen die hun laatste jaren tegen heug en meug in verpleeghuizen slijten… ik moet er niet aan denken.’ 

In paniek

‘Om onduidelijkheid te voorkomen, heb ik mijn levenseindewensen gedetailleerd beschreven. Tegelijk weet ik dat niks in het leven zeker is, óók je eigen reactie niet zodra je geconfronteerd wordt met de dood. Zo wisten mijn man en ik van elkaar dat we per se niet gereanimeerd wilden worden, maar wat deed ik toen Bart op zijn 66e een hartstilstand kreeg? In paniek 112 bellen! Het is acht jaar geleden, maar nog steeds voel ik soms ongeloof over hoe het ging: ik hoorde een plof, zag hem liggen, wist dat hij dood was en tóch belde ik 112. De politie en ambulance kwamen voorrijden, eindeloos waren ze hem aan het reanimeren, totdat ik plots bij zinnen kwam. “Maar dit had hij helemaal niet gewild”, zei ik. Waarop de politieman – hij was nog heel jong – de onvergetelijke woorden sprak: “Maar dat moet hij zelf vertellen, mevrouw.”’

Weer ademhalen

‘Gelukkig heeft hij de reanimatie niet overleefd. Pas toen ze “we stoppen ermee” zeiden, kon ik weer ademhalen. Ik had het mijzelf nooit kunnen vergeven als hij als een kasplantje verder had moeten leven, dat was zo tegen zijn wens. Inmiddels kan ik mijn paniekreflex beter plaatsen: dit is wat je doet wanneer een dierbare je ontglipt, dat is zo menselijk. En ik haal troost uit de gedachte dat hem verder lijden bespaard is gebleven. Hij zou getekend hebben voor deze acute dood.’

Met liefde

‘Bart wist al jong dat hij nooit heel oud zou worden. Als kind kreeg hij polio – tijdens de grote epidemie in 1956, voordat we daarvoor ingeënt werden –, later gevolgd door het postpoliosyndroom. Als geen ander wist hij te dealen met lichamelijke ongemakken, daar heb ik hem altijd om bewonderd. “Dikke kans dat hij in een rolstoel terechtkomt, dus weet waar je aan begint”, waarschuwde zijn vader me toen we kennismaakten. “Als dat zo is, dan duw ik hem met liefde door het leven”, reageerde ik. Nooit heb ik spijt gehad van mijn keuze voor Bart, we hebben het heerlijk gehad samen. Pas na zijn zestigste had hij een rolstoel nodig en ook toen wisten we er het beste van te maken.’

Achter de hand

‘Mijn beide oma’s zijn over de honderd geworden, maar dat is geen ideaalbeeld voor mij. Tegen mijn kinderen grap ik weleens: “Geef mij voor mijn vijfentachtigste verjaardag de pil van Drion maar”. Niet dat ik ‘m dan meteen zou nemen, hoor. Ondanks het gemis van Bart vind ik het leven heus nog de moeite waard. Maar het lijkt me gewoon een heerlijk gevoel om ‘m achter de hand te hebben.’•

Emelie Keuskamp-Menco 

in de regiestoel

LEEFTIJD
72

Woonplaats
maarssen                     

Werk
GEPENSIONEERD jeugd verpleegkundige    

Privé
weduwe, 3 kinderen, 

4 kleinkindEREN

Lid van de NVVE sinds mensenheugenis, zo rond 1975

Machteloosheid

‘Laatst vond ik mijn allereerste euthanasieverzoek, ik was pas 25 toen ik ‘m ondertekende. Ik had net de verpleegkundeopleiding afgerond en was erg geraakt door de toestand van Mia Versluis, een jonge vrouw die in 1966 tijdens een kleine ingreep in coma raakte. Het was volop in het nieuws en bracht discussies over euthanasie op gang. Haar machteloosheid vond ik zo schrijnend, dat wilde ik in ieder geval nooit meemaken. Mijn werk als verpleegkundige heeft me alleen maar gesterkt in die overtuiging, ik heb veel onwaardige sterfprocessen gezien. Zoals filosoof René Gude het eens treffend verwoordde: “We leven langer, maar we sterven ook langer.” Als ik hoor over alle oude mensen die hun laatste jaren tegen heug en meug in verpleeghuizen slijten… ik moet er niet aan denken.’ 

In paniek

‘Om onduidelijkheid te voorkomen, heb ik mijn levenseindewensen gedetailleerd beschreven. Tegelijk weet ik dat niks in het leven zeker is, óók je eigen reactie niet zodra je geconfronteerd wordt met de dood. Zo wisten mijn man en ik van elkaar dat we per se niet gereanimeerd wilden worden, maar wat deed ik toen Bart op zijn 66e een hartstilstand kreeg? In paniek 112 bellen! Het is acht jaar geleden, maar nog steeds voel ik soms ongeloof over hoe het ging: ik hoorde een plof, zag hem liggen, wist dat hij dood was en tóch belde ik 112. De politie en ambulance kwamen voorrijden, eindeloos waren ze hem aan het reanimeren, totdat ik plots bij zinnen kwam. “Maar dit had hij helemaal niet gewild”, zei ik. Waarop de politieman – hij was nog heel jong – de onvergetelijke woorden sprak: “Maar dat moet hij zelf vertellen, mevrouw.”’

Weer ademhalen

‘Gelukkig heeft hij de reanimatie niet overleefd. Pas toen ze “we stoppen ermee” zeiden, kon ik weer ademhalen. Ik had het mijzelf nooit kunnen vergeven als hij als een kasplantje verder had moeten leven, dat was zo tegen zijn wens. Inmiddels kan ik mijn paniekreflex beter plaatsen: dit is wat je doet wanneer een dierbare je ontglipt, dat is zo menselijk. En ik haal troost uit de gedachte dat hem verder lijden bespaard is gebleven. Hij zou getekend hebben voor deze acute dood.’

Met liefde

‘Bart wist al jong dat hij nooit heel oud zou worden. Als kind kreeg hij polio – tijdens de grote epidemie in 1956, voordat we daarvoor ingeënt werden –, later gevolgd door het postpoliosyndroom. Als geen ander wist hij te dealen met lichamelijke ongemakken, daar heb ik hem altijd om bewonderd. “Dikke kans dat hij in een rolstoel terechtkomt, dus weet waar je aan begint”, waarschuwde zijn vader me toen we kennismaakten. “Als dat zo is, dan duw ik hem met liefde door het leven”, reageerde ik. Nooit heb ik spijt gehad van mijn keuze voor Bart, we hebben het heerlijk gehad samen. Pas na zijn zestigste had hij een rolstoel nodig en ook toen wisten we er het beste van te maken.’

Achter de hand

‘Mijn beide oma’s zijn over de honderd geworden, maar dat is geen ideaalbeeld voor mij. Tegen mijn kinderen grap ik weleens: “Geef mij voor mijn vijfentachtigste verjaardag de pil van Drion maar”. Niet dat ik ‘m dan meteen zou nemen, hoor. Ondanks het gemis van Bart vind ik het leven heus nog de moeite waard. Maar het lijkt me gewoon een heerlijk gevoel om ‘m achter de hand te hebben.’•