Premier Ruud Lubbers (CDA) , jaren 80
NOG ALTIJD BESTAANSRECHT
De NVVE verbreedde zich tot een vereniging die streeft naar zelfbeschikking over het levenseinde, dus niet alleen naar euthanasie. Ze veranderde daarom haar naam in Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (maar behield dezelfde afkorting) en zette later met de initiatiefgroep Uit Vrije Wil de voltooid-leven-discussie op de kaart. In 2012 richtte de NVVE de Levenseindekliniek op, voor mensen die geen gehoor vonden bij hun huisarts. Nieuwe leden stroomden toe, veelal met andere motieven dan die van de actievoerders van het eerste uur. Zij wilden wat terugzien voor hun contributie: wilsverklaringen, een niet-reanimerenpenning, een pil van Drion, een garantie dat de dokter ze zal helpen als het zover is.
Met het aantal leden groeide ook het bureau van de NVVE in Amsterdam. Inmiddels zijn er 32 mensen werkzaam, daarnaast zijn 150 vrijwilligers actief in het hele land. Vijftig jaar na de oprichting heeft de NVVE, met een indrukwekkend ledenaantal van 174.000, nog altijd bestaansrecht en een missie om voor te strijden. De babyboomers sleutelden destijds immers wel aan een maakbare samenleving, maar op veel terreinen kwamen de generaties van daarna bedrogen uit. Euthanasie, bijvoorbeeld, blijkt geen recht te zijn dat op afroep inzetbaar is. Nog altijd vallen mensen buiten de boot en worden twee op de drie verzoeken afgewezen. Je kunt nu eenmaal niet alles regelen zoals je het wilt, zeker niet in polderland Nederland waar compromissen moeten leiden tot een resultaat waar voor alle partijen mee te leven valt. Bovendien ligt ook anno 2023 een hergroepering van conservatief Nederland op de loer. En toch: die mensen die met hun bossen bloemen op de stoep van de rechtbank van Leeuwarden stonden – we mogen ze dankbaar zijn.
Bekendmaking landelijke voorlichtingscampagne over AIDS, 1987
Val van de Muur, 1989
Een stevige commissie werd opgetuigd om de euthanasiepraktijk in kaart te brengen. Het rapport van deze commissie-Remmelink had nog zomaar voor een kink in de kabel kunnen zorgen door een hoogst onzorgvuldige conclusie. In Nederland zouden jaarlijks zo’n duizend mensen overlijden na actieve levensbeëindiging zonder dat zij daar zelf uitdrukkelijk om gevraagd hadden. Het betrof, zo bleek later, ernstig zieke mensen die al in de stervensfase verkeerden en die (veel) pijn leden. Om het sterfproces te bespoedigen kwam het voor dat artsen de behandeling staakten, een vorm van palliatieve sedatie toepasten of een overdosis morfine gaven. Dit ene onderdeel van het rapport zou nog jaren en jaren in het buitenland worden misbruikt om de Nederlandse euthanasiepraktijk als afschrikwekkend voorbeeld neer te zetten.
Rechters formuleerden door de jaren heen zorgvuldigheidseisen en spraken zelfs uit dat psychisch lijden ook een grond voor euthanasie was. Hun uitspraken werden uiteindelijk grotendeels overgenomen in de wet die in 2001 met 40 stemmen tegen en 104 voor werd aangenomen en in 2002 van kracht werd.
Dat was een jaar nadat het eerste homohuwelijk (ook al een wereldprimeur) werd gesloten. Was het toeval dat precies in die jaren het CDA niet in het (Paarse) kabinet vertegenwoordigd was? Nee. CDA-premier Ruud Lubbers zou later toegeven dat na de knieval voor de abortuswet en de kruisraketten een euthanasiewet een brug te ver was voor zijn achterban. Frappant was overigens wel dat Lubbers ook toegaf dat hij lid was van de NVVE (‘een mooie vereniging’) en dat hij een niet-reanimerenpenning droeg.
NIET STRAFBAAR
Ondertussen veranderde die wereld in snel tempo. De Muur viel in 1989, de Sovjet-Unie brokkelde uiteen. Er dook wereldwijd een ziekte op waar nog niemand van had gehoord: aids. Het nog verder toegenomen individualisme kenmerkte de jaren negentig en niet altijd in positieve zin. Weliswaar stapten we massaal over op de handige computer en het alwetende internet, maar tegelijkertijd viel het nieuwe antidepressivum Prozac niet aan te slepen.
In november 1991 publiceerde NRC Handelsblad het fameuze pleidooi van professor Huib Drion voor een legaal zelfdodingsmiddel. De NVVE, met inmiddels 42.000 leden, kreeg destijds vooral vragen over hulp bij zelfdoding. Het was dan ook – achteraf bezien – niet zo vreemd dat deze invalshoek de route naar euthanasiewetgeving bepaalde. Daarin zou uiteindelijk worden vastgelegd dat hulp bij zelfdoding níét strafbaar was als het (onder voorwaarden) door een arts zou worden uitgevoerd.
In afwachting van de euthanasiewetgeving, waar vooral D66 zich sterk voor maakte, koos de politiek voor een typisch Nederlandse oplossing: euthanasie werd gedoogd. Zo was het de abortuswet immers ook vergaan: geschipper tussen bescherming van het ongeboren leven en hulp aan vrouwen bij een ongewenste zwangerschap leidden eerst tot gedogen en uiteindelijk (in 1984) tot wetgeving.
Professor Huib Drion (in het midden, met grijs haar) in gesprek met studenten, 1969
DOORN IN HET OOG
De ontwikkeling richting legalisering van euthanasie leek niet te stoppen, maar weerstand was er en bleef er. Sterker nog, het conservatisme ging zich hergroeperen. De Evangelische Omroep was al in 1970 begonnen als zendgemachtigde, als tegenhanger van de te progressief bevonden NCRV. Conservatieve artsen die niets moesten hebben van de discussies over levensbeëindiging en abortus verenigden zich in het Nederlands Artsen Verbond. Mensen die zich bedreigd voelden door al die linkse nieuwlichterij vormden uiteindelijk begin jaren tachtig de Nederlandse Patiënten Vereniging. Ondertussen waren er geregeld rechtszaken tegen artsen die euthanasie hadden verleend en zo vormde zich bruikbare jurisprudentie. Het was Justitieminister Dries van Agt een doorn in het oog. Hij beklaagde zich openlijk over ‘rechters die op eigen houtje bestaande wetten gingen uitleggen’.
Het thema euthanasie was in de jaren tachtig constant aanwezig in de media en iedereen had er een mening over. Mocht Ineke Stinissen, die al in 1974 tijdens de bevalling van haar kind in coma was geraakt, sterven? Had voormalig NVVE-bestuurslid mevrouw Wertheim, die iemand dodelijke middelen had gegeven en vastzat in de Bijlmerbajes, niet gewoon uit naastenliefde gehandeld? De NVVE werd zelfs betrokken in de discussies over een dreigende atoomaanval. Moest zij niet onmiddellijk ijveren voor een zelfdodingspil nu de wereld aan de rand van de afgrond stond?
Truus Postma, 1973
Krakersbeweging, 1969
Baas in eigen buik, jaren 70
GEEST UIT DE FLES
Het waren deze mensen die zich op 7 februari 1973 met grote bossen bloemen verzamelden bij de rechtbank in Leeuwarden, waar huisarts Truus Postma terechtstond. In de weken daarna meldden zich honderden sympathisanten bij de Nederlandse Werkgroep Vrijwillige Euthanasie, op 23 februari van dat jaar omgezet in de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie. De geest was uit de fles: ook de artsenorganisatie KNMG gaf in een rapport toe dat er niet aan te ontkomen viel dat euthanasie onder bepaalde voorwaarden zou worden toegelaten.
De vereniging groeide in rap tempo, niet in de laatste plaats doordat zij zogeheten euthanasieverklaringen en levenstestamenten uitgaf. Leden boden spontaan hun hulp aan en zo ontstond de Ledenhulpdienst. De hoop groeide dat deze hulpdienst op verzoek middelen en hulp bij zelfdoding regelde. Sommige leden deden dat ook, zij vonden dat dat immers de taak van de NVVE moest zijn. Verschil van inzicht over de doelstelling stak ook nadien binnen de NVVE geregeld de kop op: door de jaren heen stonden activisten en realisten geregeld lijnrecht tegenover elkaar. Die tweespalt was soms koren op de molen van de tegenstanders van euthanasie, die alles aangrepen om te wijzen op de excessen die uit legalisering zouden voortkomen. Zo zond Tros Aktua in januari 1984 een film uit over het echtpaar Van Bemmelen dat een gezamenlijke zelfdoding had gepland en in beeld een uitgebreide papieren handleiding van de NVVE liet zien. Uiteindelijk overleed mevrouw Van Bemmelen, maar haar man ging er met zijn nieuwe vriendin vandoor naar Zwitserland. Het duurde even voor die imagoschade was hersteld.
Wat in dit alles opvalt: het waren niet alleen de opstandige jongeren uit de jaren zestig die zich hier op de voorgrond plaatsten. Wie de zwart-witfoto’s uit die tijd bekijkt van demonstraties voor euthanasie en abortus en later tegen de plaatsing van Navo-kruisraketten op Nederlands grondgebied, ziet juist een mix van jong en oud, met een fikse vertegenwoordiging van mensen die anno 2023 – nu dus zeventig, tachtig jaar oud – zomaar de kern van het ledenbestand van de NVVE zouden kunnen vormen. Truus Postma was 44 toen zij haar moeder hielp, haar patiënte Klazien Alberda was 42 toen zij de NVVE oprichtte. Dit waren mensen die niet alleen schopten tegen het establishment en uitgingen van de rechten van het individu, zij dachten ook na over wat een maakbare samenleving werd genoemd. Strijdbare, ietwat eigenzinnige mensen, met als lijfspreuk: ‘dat bepaal ik zelf wel’. Hoger opgeleid dan gemiddeld – het type Nederlander dat ook nu voor het merendeel het ledenbestand van de NVVE vormt. De besturen van de NVVE bestonden in die jaren uit artsen, hoogleraren, soms ook uit mensen met klinkende adellijke namen.
NIET ALLEEN OPSTANDIGE JONGEREN
Dus we hadden destijds wel wat anders aan ons hoofd dan het zelfgekozen levenseinde of Baas zijn in Eigen Buik. Toch zijn deze twee extreme voorbeelden van zelfbeschikkingsrecht in die beginjaren zeventig in een stroomversnelling terechtgekomen. Wat de abortusdiscussie betreft kan het niet geheel toevallig zijn dat in de conservatieve Verenigde Staten in 1973 het Hooggerechtshof in de beroemde zaak Roe versus Wade uitsprak dat er een federaal recht bestond op abortus. Dolle Mina, een feministische actiegroep die voortkwam uit de Socialistische Jeugd, maakte in Nederland de geesten rijp voor meer vrouwenrechten en het recht op abortus.
Ook euthanasie werd steeds meer als een zelfbeschikkingsrecht erkend. In 1972 bleek uit een enquête dat 61 procent van de ondervraagden voor legalisering was. Opmerkelijk: 57 procent van de rooms-katholieken en 55 procent van de hervormden was voor. In het Friese Vinkega ontstond een beweging die ijverde voor het toestaan van ‘vrijwillige euthanasie’, zoals het toen werd genoemd. Hoewel er al diverse processen over het onderwerp waren gevoerd, was de directe aanleiding de vervolging van huisarts Truus Postma. Zij had in 1971 haar doodzieke moeder geholpen te sterven. De rechtbank toonde begrip voor haar handelen, en veroordeelde haar tot een (symbolische) voorwaardelijke celstraf van een week.
Energiecrisis, autoloze zondag, 1973
Vicepremier Den Uyl (PvdA)
en premier Van Agt (CDA), 1981
ENERGIECRISIS
We hadden het in die beginjaren zeventig best goed met z’n allen. De koelkast was gevuld en het koffiezetapparaat, de wasmachine en de droogtrommel namen steeds meer huishoudelijk werk uit handen. Er stroomde onbeperkt koud en warm water uit de kraan en gas uit het fornuis.
Maar het optimisme, de hoop en de verwachting van de jaren zestig waren krakend en piepend tot stilstand gekomen in een land dat politiek muurvast zat en gedomineerd werd door de drie tegenpolen Joop den Uyl, Dries van Agt en Hans Wiegel. Het land kreeg te maken met een energiecrisis door de boycot van olieproducerende landen – en met een autoloze zondag. De automatisering die de arbeider zoveel heil had moeten brengen, kostte vooral banen; de werkloosheid liep op. Er ontstond zowaar woningnood, mede doordat echtscheiding steeds meer in dat individualistische plaatje paste. Krakers deden hun intrede en hevige rellen waren aan de orde van de dag. Nog in datzelfde decennium waren er bovendien de Molukse gijzelingsacties. In Europa woedde de angstaanjagende terreur van de Rote Armee Fraktion, de IRA en de ETA. Palestijnse terroristen creëerden tijdens de Olympische Spelen van 1972 het ‘bloedbad van München’. De wereld maakte kennis met het fenomeen vliegtuigkaping.
Provo Bernhard de Vries met zijn wittefietsenplan, 1967
De Stratenmakeropzeeshow
DRUIPKAARSEN
Toch liep het allemaal niet zo soepeltjes, in het begin van de jaren zeventig. De hoge verwachtingen van de vrijgevochten jaren zestig werden maar mondjesmaat waargemaakt. Jazeker, de film Turks Fruit (1973) was spraakmakend. In het kinderprogramma Destratemakeropzeeshow werd openlijk over seks gesproken. Maar de provocerende jongeren van Provo hadden zichzelf inmiddels alweer opgeheven. De Beatles waren gestopt, het intens brave ABBA won in 1974 het Songfestival. De media waren nog conservatief en verzuild. Zij duidden vreedzame hippies aan als ‘langharig werkschuw tuig’ en toen de Jantjes in 1970 de Dam in Amsterdam ‘schoonveegden’ van Damslapers, kon dat optreden op brede steun in de samenleving rekenen.
In de vroege jaren zeventig woonden we met 13 miljoen mensen in Nederland, verdeeld over 3,5 miljoen woningen. Op de vloer lagen bruine en groene tapijttegels. Oranje en bruin behang kleurde de wanden. Kamers waren versierd met visnetten en naast de volle asbak stonden druipkaarsen in mandflessen. Destijds hadden de jongeren nog geen idee dat ze een speciale generatie vormden die veel later de babyboomers zou worden genoemd: geboren vlak na de oorlog en een opstandige tiener in de jaren zestig. Ze discussieerden tot diep in de nacht over de zin van het leven en alternatieve samenlevingsvormen, spraken zich uit tegen het onrecht in het Spanje van Franco, de Vietnamoorlog en de honger in Biafra. Maar veel verder dan hun slaapkamers kwamen de goede bedoelingen ook weer niet. Later is deze periode gekenschetst als het ‘ik-tijdperk’: het draaide voor deze jongeren toch vooral om individualisme en zelfontplooiing en veel minder om de collectivistische idealen van wederopbouw, in de jaren na de oorlog.
Het is aanlokkelijk om de oprichting van de NVVE, in februari 1973, te zien als een logisch product van de toen net afgesloten jaren zestig. De liefdevolle golf van flowerpower die Europa vanuit de Verenigde Staten had overspoeld, de massale studentenprotesten, de toenemende mondigheid en de tanende macht van de dominee, de notaris en de dokter – dit alles moest in het nieuwe decennium toch wel leiden tot meer zelfbeschikking over leven en dood, over zwangerschap, de dienstplicht, de rolverdeling van man en vrouw en over werk en vrije tijd. Weg met die benepen samenleving, voortaan hebben de gewone mensen het voor het zeggen!
Dick Bosscher
Hoe de euthanasiewet er kwam in polderland Nederland
Toen vijftig jaar geleden de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) werd opgericht, had de samenleving wel grotere problemen aan het hoofd dan het zelfgekozen levenseinde. Hoe kon het dat de roep om euthanasiewetgeving in die jaren toch in een stroomversnelling kwam?
NOG ALTIJD BESTAANSRECHT
De NVVE verbreedde zich tot een vereniging die streeft naar zelfbeschikking over het levenseinde, dus niet alleen naar euthanasie. Ze veranderde daarom haar naam in Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (maar behield dezelfde afkorting) en zette later met de initiatiefgroep Uit Vrije Wil de voltooid-leven-discussie op de kaart. In 2012 richtte de NVVE de Levenseindekliniek op, voor mensen die geen gehoor vonden bij hun huisarts. Nieuwe leden stroomden toe, veelal met andere motieven dan die van de actievoerders van het eerste uur. Zij wilden wat terugzien voor hun contributie: wilsverklaringen, een niet-reanimerenpenning, een pil van Drion, een garantie dat de dokter ze zal helpen als het zover is.
Met het aantal leden groeide ook het bureau van de NVVE in Amsterdam. Inmiddels zijn er 32 mensen werkzaam, daarnaast zijn 150 vrijwilligers actief in het hele land. Vijftig jaar na de oprichting heeft de NVVE, met een indrukwekkend ledenaantal van 174.000, nog altijd bestaansrecht en een missie om voor te strijden. De babyboomers sleutelden destijds immers wel aan een maakbare samenleving, maar op veel terreinen kwamen de generaties van daarna bedrogen uit. Euthanasie, bijvoorbeeld, blijkt geen recht te zijn dat op afroep inzetbaar is. Nog altijd vallen mensen buiten de boot en worden twee op de drie verzoeken afgewezen. Je kunt nu eenmaal niet alles regelen zoals je het wilt, zeker niet in polderland Nederland waar compromissen moeten leiden tot een resultaat waar voor alle partijen mee te leven valt. Bovendien ligt ook anno 2023 een hergroepering van conservatief Nederland op de loer. En toch: die mensen die met hun bossen bloemen op de stoep van de rechtbank van Leeuwarden stonden – we mogen ze dankbaar zijn.
Premier Ruud Lubbers (CDA) , jaren 80
Val van de Muur, 1989
Een stevige commissie werd opgetuigd om de euthanasiepraktijk in kaart te brengen. Het rapport van deze commissie-Remmelink had nog zomaar voor een kink in de kabel kunnen zorgen door een hoogst onzorgvuldige conclusie. In Nederland zouden jaarlijks zo’n duizend mensen overlijden na actieve levensbeëindiging zonder dat zij daar zelf uitdrukkelijk om gevraagd hadden. Het betrof, zo bleek later, ernstig zieke mensen die al in de stervensfase verkeerden en die (veel) pijn leden. Om het sterfproces te bespoedigen kwam het voor dat artsen de behandeling staakten, een vorm van palliatieve sedatie toepasten of een overdosis morfine gaven. Dit ene onderdeel van het rapport zou nog jaren en jaren in het buitenland worden misbruikt om de Nederlandse euthanasiepraktijk als afschrikwekkend voorbeeld neer te zetten.
Rechters formuleerden door de jaren heen zorgvuldigheidseisen en spraken zelfs uit dat psychisch lijden ook een grond voor euthanasie was. Hun uitspraken werden uiteindelijk grotendeels overgenomen in de wet die in 2001 met 40 stemmen tegen en 104 voor werd aangenomen en in 2002 van kracht werd.
Dat was een jaar nadat het eerste homohuwelijk (ook al een wereldprimeur) werd gesloten. Was het toeval dat precies in die jaren het CDA niet in het (Paarse) kabinet vertegenwoordigd was? Nee. CDA-premier Ruud Lubbers zou later toegeven dat na de knieval voor de abortuswet en de kruisraketten een euthanasiewet een brug te ver was voor zijn achterban. Frappant was overigens wel dat Lubbers ook toegaf dat hij lid was van de NVVE (‘een mooie vereniging’) en dat hij een niet-reanimerenpenning droeg.
NIET STRAFBAAR
Ondertussen veranderde die wereld in snel tempo. De Muur viel in 1989, de Sovjet-Unie brokkelde uiteen. Er dook wereldwijd een ziekte op waar nog niemand van had gehoord: aids. Het nog verder toegenomen individualisme kenmerkte de jaren negentig en niet altijd in positieve zin. Weliswaar stapten we massaal over op de handige computer en het alwetende internet, maar tegelijkertijd viel het nieuwe antidepressivum Prozac niet aan te slepen.
In november 1991 publiceerde NRC Handelsblad het fameuze pleidooi van professor Huib Drion voor een legaal zelfdodingsmiddel. De NVVE, met inmiddels 42.000 leden, kreeg destijds vooral vragen over hulp bij zelfdoding. Het was dan ook – achteraf bezien – niet zo vreemd dat deze invalshoek de route naar euthanasiewetgeving bepaalde. Daarin zou uiteindelijk worden vastgelegd dat hulp bij zelfdoding níét strafbaar was als het (onder voorwaarden) door een arts zou worden uitgevoerd.
In afwachting van de euthanasiewetgeving, waar vooral D66 zich sterk voor maakte, koos de politiek voor een typisch Nederlandse oplossing: euthanasie werd gedoogd. Zo was het de abortuswet immers ook vergaan: geschipper tussen bescherming van het ongeboren leven en hulp aan vrouwen bij een ongewenste zwangerschap leidden eerst tot gedogen en uiteindelijk (in 1984) tot wetgeving.
Professor Huib Drion (in het midden, met grijs haar) in gesprek met studenten, 1969
DOORN IN HET OOG
De ontwikkeling richting legalisering van euthanasie leek niet te stoppen, maar weerstand was er en bleef er. Sterker nog, het conservatisme ging zich hergroeperen. De Evangelische Omroep was al in 1970 begonnen als zendgemachtigde, als tegenhanger van de te progressief bevonden NCRV. Conservatieve artsen die niets moesten hebben van de discussies over levensbeëindiging en abortus verenigden zich in het Nederlands Artsen Verbond. Mensen die zich bedreigd voelden door al die linkse nieuwlichterij vormden uiteindelijk begin jaren tachtig de Nederlandse Patiënten Vereniging. Ondertussen waren er geregeld rechtszaken tegen artsen die euthanasie hadden verleend en zo vormde zich bruikbare jurisprudentie. Het was Justitieminister Dries van Agt een doorn in het oog. Hij beklaagde zich openlijk over ‘rechters die op eigen houtje bestaande wetten gingen uitleggen’.
Het thema euthanasie was in de jaren tachtig constant aanwezig in de media en iedereen had er een mening over. Mocht Ineke Stinissen, die al in 1974 tijdens de bevalling van haar kind in coma was geraakt, sterven? Had voormalig NVVE-bestuurslid mevrouw Wertheim, die iemand dodelijke middelen had gegeven en vastzat in de Bijlmerbajes, niet gewoon uit naastenliefde gehandeld? De NVVE werd zelfs betrokken in de discussies over een dreigende atoomaanval. Moest zij niet onmiddellijk ijveren voor een zelfdodingspil nu de wereld aan de rand van de afgrond stond?
Truus Postma, 1973
Krakersbeweging, 1969
GEEST UIT DE FLES
Het waren deze mensen die zich op 7 februari 1973 met grote bossen bloemen verzamelden bij de rechtbank in Leeuwarden, waar huisarts Truus Postma terechtstond. In de weken daarna meldden zich honderden sympathisanten bij de Nederlandse Werkgroep Vrijwillige Euthanasie, op 23 februari van dat jaar omgezet in de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie. De geest was uit de fles: ook de artsenorganisatie KNMG gaf in een rapport toe dat er niet aan te ontkomen viel dat euthanasie onder bepaalde voorwaarden zou worden toegelaten.
De vereniging groeide in rap tempo, niet in de laatste plaats doordat zij zogeheten euthanasieverklaringen en levenstestamenten uitgaf. Leden boden spontaan hun hulp aan en zo ontstond de Ledenhulpdienst. De hoop groeide dat deze hulpdienst op verzoek middelen en hulp bij zelfdoding regelde. Sommige leden deden dat ook, zij vonden dat dat immers de taak van de NVVE moest zijn. Verschil van inzicht over de doelstelling stak ook nadien binnen de NVVE geregeld de kop op: door de jaren heen stonden activisten en realisten geregeld lijnrecht tegenover elkaar. Die tweespalt was soms koren op de molen van de tegenstanders van euthanasie, die alles aangrepen om te wijzen op de excessen die uit legalisering zouden voortkomen. Zo zond Tros Aktua in januari 1984 een film uit over het echtpaar Van Bemmelen dat een gezamenlijke zelfdoding had gepland en in beeld een uitgebreide papieren handleiding van de NVVE liet zien. Uiteindelijk overleed mevrouw Van Bemmelen, maar haar man ging er met zijn nieuwe vriendin vandoor naar Zwitserland. Het duurde even voor die imagoschade was hersteld.
Baas in eigen buik, jaren 70
Wat in dit alles opvalt: het waren niet alleen de opstandige jongeren uit de jaren zestig die zich hier op de voorgrond plaatsten. Wie de zwart-witfoto’s uit die tijd bekijkt van demonstraties voor euthanasie en abortus en later tegen de plaatsing van Navo-kruisraketten op Nederlands grondgebied, ziet juist een mix van jong en oud, met een fikse vertegenwoordiging van mensen die anno 2023 – nu dus zeventig, tachtig jaar oud – zomaar de kern van het ledenbestand van de NVVE zouden kunnen vormen. Truus Postma was 44 toen zij haar moeder hielp, haar patiënte Klazien Alberda was 42 toen zij de NVVE oprichtte. Dit waren mensen die niet alleen schopten tegen het establishment en uitgingen van de rechten van het individu, zij dachten ook na over wat een maakbare samenleving werd genoemd. Strijdbare, ietwat eigenzinnige mensen, met als lijfspreuk: ‘dat bepaal ik zelf wel’. Hoger opgeleid dan gemiddeld – het type Nederlander dat ook nu voor het merendeel het ledenbestand van de NVVE vormt. De besturen van de NVVE bestonden in die jaren uit artsen, hoogleraren, soms ook uit mensen met klinkende adellijke namen.
NIET ALLEEN OPSTANDIGE JONGEREN
Dus we hadden destijds wel wat anders aan ons hoofd dan het zelfgekozen levenseinde of Baas zijn in Eigen Buik. Toch zijn deze twee extreme voorbeelden van zelfbeschikkingsrecht in die beginjaren zeventig in een stroomversnelling terechtgekomen. Wat de abortusdiscussie betreft kan het niet geheel toevallig zijn dat in de conservatieve Verenigde Staten in 1973 het Hooggerechtshof in de beroemde zaak Roe versus Wade uitsprak dat er een federaal recht bestond op abortus. Dolle Mina, een feministische actiegroep die voortkwam uit de Socialistische Jeugd, maakte in Nederland de geesten rijp voor meer vrouwenrechten en het recht op abortus.
Ook euthanasie werd steeds meer als een zelfbeschikkingsrecht erkend. In 1972 bleek uit een enquête dat 61 procent van de ondervraagden voor legalisering was. Opmerkelijk: 57 procent van de rooms-katholieken en 55 procent van de hervormden was voor. In het Friese Vinkega ontstond een beweging die ijverde voor het toestaan van ‘vrijwillige euthanasie’, zoals het toen werd genoemd. Hoewel er al diverse processen over het onderwerp waren gevoerd, was de directe aanleiding de vervolging van huisarts Truus Postma. Zij had in 1971 haar doodzieke moeder geholpen te sterven. De rechtbank toonde begrip voor haar handelen, en veroordeelde haar tot een (symbolische) voorwaardelijke celstraf van een week.
Energiecrisis, autoloze zondag, 1973
Vicepremier Den Uyl (PvdA)
en premier Van Agt (CDA), 1981
ENERGIECRISIS
We hadden het in die beginjaren zeventig best goed met z’n allen. De koelkast was gevuld en het koffiezetapparaat, de wasmachine en de droogtrommel namen steeds meer huishoudelijk werk uit handen. Er stroomde onbeperkt koud en warm water uit de kraan en gas uit het fornuis.
Maar het optimisme, de hoop en de verwachting van de jaren zestig waren krakend en piepend tot stilstand gekomen in een land dat politiek muurvast zat en gedomineerd werd door de drie tegenpolen Joop den Uyl, Dries van Agt en Hans Wiegel. Het land kreeg te maken met een energiecrisis door de boycot van olieproducerende landen – en met een autoloze zondag. De automatisering die de arbeider zoveel heil had moeten brengen, kostte vooral banen; de werkloosheid liep op. Er ontstond zowaar woningnood, mede doordat echtscheiding steeds meer in dat individualistische plaatje paste. Krakers deden hun intrede en hevige rellen waren aan de orde van de dag. Nog in datzelfde decennium waren er bovendien de Molukse gijzelingsacties. In Europa woedde de angstaanjagende terreur van de Rote Armee Fraktion, de IRA en de ETA. Palestijnse terroristen creëerden tijdens de Olympische Spelen van 1972 het ‘bloedbad van München’. De wereld maakte kennis met het fenomeen vliegtuigkaping.
Provo Bernhard de Vries met zijn wittefietsenplan, 1967
De Stratenmakeropzeeshow
DRUIPKAARSEN
Toch liep het allemaal niet zo soepeltjes, in het begin van de jaren zeventig. De hoge verwachtingen van de vrijgevochten jaren zestig werden maar mondjesmaat waargemaakt. Jazeker, de film Turks Fruit (1973) was spraakmakend. In het kinderprogramma Destratemakeropzeeshow werd openlijk over seks gesproken. Maar de provocerende jongeren van Provo hadden zichzelf inmiddels alweer opgeheven. De Beatles waren gestopt, het intens brave ABBA won in 1974 het Songfestival. De media waren nog conservatief en verzuild. Zij duidden vreedzame hippies aan als ‘langharig werkschuw tuig’ en toen de Jantjes in 1970 de Dam in Amsterdam ‘schoonveegden’ van Damslapers, kon dat optreden op brede steun in de samenleving rekenen.
In de vroege jaren zeventig woonden we met 13 miljoen mensen in Nederland, verdeeld over 3,5 miljoen woningen. Op de vloer lagen bruine en groene tapijttegels. Oranje en bruin behang kleurde de wanden. Kamers waren versierd met visnetten en naast de volle asbak stonden druipkaarsen in mandflessen. Destijds hadden de jongeren nog geen idee dat ze een speciale generatie vormden die veel later de babyboomers zou worden genoemd: geboren vlak na de oorlog en een opstandige tiener in de jaren zestig. Ze discussieerden tot diep in de nacht over de zin van het leven en alternatieve samenlevingsvormen, spraken zich uit tegen het onrecht in het Spanje van Franco, de Vietnamoorlog en de honger in Biafra. Maar veel verder dan hun slaapkamers kwamen de goede bedoelingen ook weer niet. Later is deze periode gekenschetst als het ‘ik-tijdperk’: het draaide voor deze jongeren toch vooral om individualisme en zelfontplooiing en veel minder om de collectivistische idealen van wederopbouw, in de jaren na de oorlog.
Het is aanlokkelijk om de oprichting van de NVVE, in februari 1973, te zien als een logisch product van de toen net afgesloten jaren zestig. De liefdevolle golf van flowerpower die Europa vanuit de Verenigde Staten had overspoeld, de massale studentenprotesten, de toenemende mondigheid en de tanende macht van de dominee, de notaris en de dokter – dit alles moest in het nieuwe decennium toch wel leiden tot meer zelfbeschikking over leven en dood, over zwangerschap, de dienstplicht, de rolverdeling van man en vrouw en over werk en vrije tijd. Weg met die benepen samenleving, voortaan hebben de gewone mensen het voor het zeggen!
Dick Bosscher
Hoe de euthanasiewet
er kwam in polderland Nederland
Toen vijftig jaar geleden de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) werd opgericht, had de samenleving wel grotere problemen aan het hoofd dan het zelfgekozen levenseinde. Hoe kon het dat de roep om euthanasiewetgeving in die jaren toch in een stroomversnelling kwam?